ECLI:NL:RVS:2019:3365

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
201903007/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake onderdak en maatwerkvoorziening voor vreemdeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 20 maart 2019. De vreemdeling had in januari 2018 een verzoek ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van beschermd wonen. De staatssecretaris bood de vreemdeling onderdak aan in de vrijheidsbeperkende locatie te Ter Apel, maar de vreemdeling was van mening dat hij recht had op een maatwerkvoorziening. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling deels gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, waarbij deze had geweigerd de vreemdeling beschermd wonen te verlenen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 8 oktober 2019 geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gereageerd op het verzoek van de vreemdeling met het aanbod van onderdak in de VBL. De eerste grief van de staatssecretaris slaagde, waardoor het hoger beroep gegrond werd verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze het besluit van 11 mei 2018 had vernietigd met betrekking tot de weigering van de staatssecretaris om de vreemdeling beschermd wonen te verlenen. De Afdeling oordeelde dat er geen beroepsgronden waren die de rechtbank niet had besproken, waardoor het beroep van de vreemdeling in zoverre ongegrond werd verklaard. De staatssecretaris hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de staatssecretaris in het bieden van opvang en maatwerkvoorzieningen aan vreemdelingen, en de mogelijkheden voor hoger beroep tegen beslissingen van lagere rechtbanken.

Uitspraak

201903007/1/V1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 20 maart 2019 in zaak nr. 18/3997 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij brief van 22 januari 2018 heeft de staatssecretaris de vreemdeling onderdak in de vrijheidsbeperkende locatie te Ter Apel (hierna: de VBL) aangeboden en hem in reactie op zijn verzoek hem een maatwerkvoorziening in de vorm van beschermd wonen te verstrekken verwezen naar de gemeente Amsterdam.
Bij besluit van 11 mei 2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 maart 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep deels gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, voor zover de staatssecretaris geweigerd heeft hem beschermd wonen te verlenen, en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij desgevraagd een schriftelijke reactie ingediend.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en nadere stukken van 24 juli 2019, 12 augustus 2019 en 1 oktober 2019 ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De in het hogerberoepschrift opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling beantwoord bij uitspraak van 30 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3281. Uit deze uitspraak volgt dat de staatssecretaris niet ten onrechte op het verzoek van de vreemdeling om hem opvang te verlenen heeft gereageerd met het aanbod van onderdak in de VBL. Hieruit vloeit voort dat de eerste grief slaagt.
2.    Het hoger beroep is alleen al daarom gegrond. Het is niet nodig om wat de staatssecretaris verder heeft aangevoerd te bespreken. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, voor zover zij het besluit van 11 mei 2018 heeft vernietigd voor zover de staatssecretaris geweigerd heeft de vreemdeling beschermd wonen te verlenen en de staatssecretaris heeft opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, is het beroep alsnog ongegrond voor zover het zich richt tegen de reactie van de staatssecretaris op het verzoek van de vreemdeling. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 20 maart 2019 in zaak nr. 18/3997, voor zover zij het besluit van 11 mei 2018 heeft vernietigd voor zover de staatssecretaris geweigerd heeft de vreemdeling beschermd wonen te verlenen en de staatssecretaris heeft opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen;
III.    verklaart het in die zaak ingestelde beroep in zoverre ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Schuurman
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2019
284-864.