201706471/2/R2.
Datum uitspraak: 6 februari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak, deels tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland,
2. Camping Eureka Renesse B.V. en [appellant sub 2], gevestigd dan wel wonend te Renesse, gemeente Schouwen-Duiveland,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 2 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1444, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 1 juni 2017 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht. Bij besluit van 5 juli 2018 (hierna: het herstelbesluit), heeft de raad het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld en nader gemotiveerd, teneinde de gebreken te herstellen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellant sub 1] daarover een zienswijze naar voren gebracht.
[appellant sub 1], Camping Eureka en [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2018, waar [appellant sub 1], en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.P. Koster-Braad, zijn verschenen.
Buiten bezwaar van partijen zijn ter zitting stukken overgelegd.
Overwegingen
1. Bij het herstelbesluit heeft de raad het bestemmingsplan "1e herziening Kop van Schouwen" opnieuw in zijn geheel vastgesteld, de plantoelichting aangepast en aan het plan een nieuw IMRO-nummer toegekend. Dit besluit is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, mede onderwerp van dit geding.
Tussenuitspraak
2. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om de juiste versie van het plan opnieuw bekend te maken en ter inzage te leggen en ervoor te zorgen dat uitsluitend de juiste versie van het plan met het juiste IMRO-nummer te raadplegen is op www.ruimtelijkeplannen.nl of er op andere wijze voor zorg te dragen dat het bij raadpleging van www.ruimtelijkeplannen.nl duidelijk is wat de juiste versie is van het plan. Tevens heeft de Afdeling de raad opgedragen om ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Agrarisch" dat ziet op de gronden van [appellant sub 1] de beperking dat maximaal 7 paarden hobbymatig mogen worden gehouden alsnog toereikend te motiveren, of in plaats daarvan een gewijzigd besluit te nemen.
Het herstelbesluit
3. In het herstelbesluit heeft de raad besloten om het besluit nader te motiveren wat betreft de gekozen planregeling voor het perceel van [appellant sub 1]. In paragraaf 2.2 van de plantoelichting is een passage toegevoegd over het perceel van [appellant sub 1] aan de [locatie] in Burgh-Haamstede en zijn 2 bijlagen - bijlage 4 en bijlage 5 - aan de plantoelichting toegevoegd. Tevens heeft de raad het plan opnieuw ter inzage gelegd en het plan op www.ruimtelijkeplannnen.nl gepubliceerd.
Het beroep van Camping Eureka en [appellant sub 2]
4. In de tussenuitspraak is - kort samengevat - overwogen dat het beroep van Camping Eureka en [appellant sub 2] was gericht tegen enkele aanduidingen in de verbeelding voor het plandeel dat ziet op een meelfabriek die naast hun camping staat en die volgens hen onjuist waren. De raad heeft erkend dat een aantal aanpassingen in de verbeelding, waartoe is besloten bij de vaststelling van het plan, per ongeluk niet was verwerkt in de versie van het vastgestelde plan zoals dat in eerste instantie was gepubliceerd op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Later is alsnog de juiste verbeelding van het vastgestelde plan gepubliceerd, maar in de tussenuitspraak is geoordeeld dat het publiceren van meerdere versies van het vastgestelde plan tot een rechtsonzekere situatie heeft geleid.
4.1. In het herstelbesluit is vermeld dat het gewijzigde plan met IMRO-nummer NL.IMR0.1676.00125BphKS-VA04 is vastgesteld. De Afdeling constateert dat op www.ruimtelijkeplannen.nl nog maar één versie van het plan en met dit IMRO-nummer is te raadplegen. Derhalve heeft de raad voldaan aan dit deel van de opdracht in de tussenuitspraak.
Tijdens de zitting op 28 maart 2018 hebben Camping Eureka en [appellant sub 2] meegedeeld dat aan al hun bezwaren tegen de onjuiste aanduidingen voor de grondwal, bebouwingspercentage en milieucategorie van de meelfabriek tegemoet is gekomen in de versie van het plan met IMRO-nummer 1676.00125BphKS-VA03. Het plan met dat IMRO-nummer is als zodanig niet meer te raadplegen op www.ruimtelijkeplannen.nl, maar is nog wel aanwezig in het digitale dossier van de Afdeling. De Afdeling stelt vast het plan dat op www.ruimtelijkeplannen.nl is gepubliceerd met IMRO-nummer NL.IMR0.1676.00125BphKS-VA04, wat betreft het plandeel dat betrekking heeft op de meelfabriek overeenkomt met het plan zoals dat eerder was gepubliceerd onder IMRO-nummer 1676.00125BphKS-VA03. Bij brief van 8 oktober 2018 hebben Camping Eureka en [appellant sub 2] ook meegedeeld dat zij geen opmerkingen hebben over het herstelbesluit.
Mede gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, komt de Afdeling tot de conclusie dat het besluit van 1 juni 2017 is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep van Camping Eureka en [appellant sub 2] tegen dit besluit is dan ook gegrond.
5. Camping Eureka en [appellant sub 2] hebben naar aanleiding van het herstelbesluit, waarbij het plan opnieuw is vastgesteld, geen zienswijze ingediend. Dit betekent dat zij geen beroepsgronden tegen het herstelbesluit hebben aangevoerd. Het van rechtswege ontstane beroep tegen dit besluit is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 1]
6. In de plantoelichting is naar aanleiding van de tussenuitspraak de volgende passage toegevoegd: "In de 1e herziening is het bouwvlak binnen de agrarische bestemming voor het perceel [locatie] te Burgh-Haamstede verruimd zodat het mogelijk is bestaande illegale bebouwing te legaliseren. De verruiming van het bouwvlak is het resultaat van gesprekken tussen de eigenaar en de gemeente. De illegale bebouwing binnen dit verruimde bouwvlak betreft een hooiopslag (zie correspondentie met de eigenaar van het perceel [locatie] zoals opgenomen in Bijlage 5). Een foto is opgenomen in Bijlage 4. De ruimtelijke impact van een hooiopslag is nihil en is daarom passend gemaakt in de 1e herziening. De gemeente had met deze verruiming niet tot doel paardenstallen te legaliseren en met de verruiming neemt dus niet de mogelijkheid toe om meer paarden te houden dan de zeven die op grond van de 1e herziening zijn toegestaan."
6.1. [appellant sub 1] stelt dat in de plantoelichting van het herstelbesluit wat betreft de reden voor de vergroting van het bouwvlak op zijn perceel wordt verwezen naar correspondentie die een onjuiste indruk geeft en daarbij ten onrechte geen melding wordt gemaakt van de brief van 17 maart 2014, waarin de afspraken tussen hem en het college van burgemeester en wethouders zijn vastgelegd. Bij de 2 foto’s in bijlage 4 bij de plantoelichting is volgens [appellant sub 1] ten onrechte niet vermeld dat daarop niet alleen de illegaal gebouwde hooischuur te zien is, maar ook een deel van de illegaal gebouwde schuur met daarin 4 paardenboxen. [appellant sub 1] stelt dat uit de brief van 17 maart 2014 blijkt dat de gemaakte afspraken tussen hem en het gemeentebestuur betrekking hadden op legalisatie van de 3 illegale gebouwen die in 2014 aanwezig waren en niet alleen gingen over één illegaal gebouwde hooischuur.
6.2. De raad heeft in een nader stuk van 10 oktober 2018 toegelicht dat het bouwvlak in het op 1 juni 2017 vastgestelde plan uitsluitend is vergroot, zodat voor het meest zuidelijke gebouw op het perceel van [appellant sub 1] - volgens de raad een hooischuur - een omgevingsvergunning kan worden aangevraagd en dit gebouw daarmee kan worden gelegaliseerd. De raad stelt dat alleen voor dit gebouw het college bereid is een omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij stelt de raad dat ook uit de brief van 17 maart 2014 volgt dat niet is afgesproken dat alle illegale gebouwen voor legalisering in aanmerking komen. In die brief wordt gesproken over "de nieuwe paardenstal/opslagschuur" en dat betreft derhalve één schuur en niet meerdere schuren. Ook gaat het om de nieuwe en dus vrij recent gebouwde schuur. Uit luchtfoto’s uit 2012 en 2017 blijkt dat alleen het meest zuidelijke gebouw in die periode is gebouwd. De andere illegale gebouwen stonden daar destijds al. Tegen de andere illegale gebouwen op het perceel van [appellant sub 1] zal handhavend worden opgetreden.
6.3. In de verbeelding van het plan is aan het perceel van [appellant sub 1] onder meer de aanduiding 'schuur' toegekend. Uit artikel 2.2 van de planregels volgt dat schuren met een maximum oppervlakte van 500 m2 mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak op zijn perceel. De 3 legaal gebouwde schuren - met daarin 7 paardenboxen - op het perceel van [appellant sub 1] beslaan samen een oppervlakte van minder dan 100 m2 en zijn als zodanig bestemd. Derhalve biedt het plan reeds de mogelijkheid aan [appellant sub 1] om voor de 3 illegaal gebouwde gebouwen omgevingsvergunningen aan te vragen voor het bouwen van schuren, aangezien die samen een oppervlakte hebben van ongeveer 90 m2.
6.4. De raad heeft het toegestane gebruik in het plan beperkt tot het hobbymatig houden van 7 paarden, omdat in de jaren ’90 3 bouwvergunningen zijn verleend voor 7 paardenboxen. Ook heeft de raad het gebruik tot 7 paarden beperkt, omdat het houden van meer paarden volgens de raad ertoe zou leiden dat dan niet langer sprake is van hobbymatig gebruik maar van een 'inrichting' als bedoeld in de Wet milieubeheer en dus van bedrijfsmatig gebruik. Hierbij wijst de raad erop dat het perceel van [appellant sub 1] nabij een voor verzuring gevoelig gebied ligt en artikel 4 van de Wet ammoniak en veehouderij (hierna: de Wav) het niet mogelijk maakt om ter plaatse een veehouderij op te richten. Derhalve zou het houden van 12 tot 14 paarden zoals [appellant sub 1] wenst ertoe leiden dat het plandeel dat betrekking heeft op zijn perceel niet uitvoerbaar zou zijn.
6.5. Het geschil draait uitsluitend om de vraag of de bereikte overeenstemming tussen [appellant sub 1] en het gemeentebestuur - zoals neergelegd in de brief van 17 maart 2014 - mede betrekking had op het legaliseren van 3 illegale gebouwen, waarin naast een hooischuur ook in totaal 5 paardenboxen waren gerealiseerd.
In de brief van 17 maart 2014 staan 2 relevante passages over deze kwestie, te weten: "U wilt overgaan tot het intrekken van uw beroepen indien de gemeente medewerking verleent aan het bij de eerstvolgende herziening van het bestemmingsplan Kop van Schouwen positief bestemmen van de woning in de schuur en het verschuiven/vergroten van het functieaanduidingsvlak 'schuur' zodanig dat alle aanwezige stallen/schuren er binnen vallen" en "Voor zowel de vakantiewoning als ook de nieuwe paardenstal/opslagschuur dient u na inwerkingtreding van de 1e herziening een omgevingsvergunning aan te vragen".
6.6. Tijdens de zitting van 20 december 2018 is uitvoerig gesproken over de verschillende manieren waarop [appellant sub 1] en de raad deze brief uitleggen. De Afdeling is van oordeel dat [appellant sub 1] aannemelijk heeft gemaakt dat de gemaakte afspraken in 2014 betrekking hadden op de 3 illegale gebouwen en verwerpt daarmee het standpunt van de raad dat uit de brief zou volgen dat is afgesproken dat uitsluitend het meest zuidelijke illegale gebouw - een hooischuur - voor legalisering in aanmerking zou komen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Ter zitting is vast komen te staan dat ambtenaren van de gemeente voorafgaand aan het opstellen van de brief van 17 maart 2014 het perceel van [appellant sub 1] hebben bezocht en het gemeentebestuur bij het opstellen van de brief derhalve op de hoogte was van de feitelijke situatie op het perceel in maart 2014. Ten tijde van dat bezoek en de opstelling van de brief waren de 3 illegale schuren, met in 2 daarvan in totaal 5 paardenboxen, reeds aanwezig. De overgelegde foto’s uit 2014 bevestigen dat ook. In de brief wordt ook gesproken over alle aanwezige stallen. De Afdeling volgt de raad niet in de stelling dat uit de passage over het aanvragen van een omgevingsvergunning voor een paardenstal/hooischuur moet worden afgeleid dat dit over één schuur gaat, aangezien niet in geschil is dat de illegale hooischuur en de 2 illegale paardenstallen afzonderlijke gebouwen zijn. Daarnaast is in de brief niet vermeld dat 2 van de 3 illegale gebouwen niet langer voor het houden van paarden zouden mogen worden gebruikt. Indien dit zou zijn afgesproken, had een uitdrukkelijke passage daarover in de brief voor de hand gelegen. Indien het ontbreken van een dergelijke passage een omissie zou zijn, komt dit voor rekening van het gemeentebestuur, nu die voor de inhoud ervan verantwoordelijk is.
6.7. Nu de Afdeling aannemelijk acht dat de overeenstemming tussen [appellant sub 1] en het gemeentebestuur zag op het legaliseren van de 3 illegale gebouwen, leidt dit ertoe dat de aanduiding 'aantal 7' in de verbeelding daarmee niet in overeenstemming is. Immers mogen als gevolg van die aanduiding maximaal 7 paarden worden gehouden, terwijl de overeenstemming zag op het legaliseren van 5 illegale paardenboxen, waarmee in totaal 12 paardenboxen op het perceel van [appellant sub 1] zullen worden toegestaan. Het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het legaliseren van de desbetreffende 2 illegale schuren met daarin 5 paardenboxen zou weinig zinvol zijn, als geen gelijk aantal paarden mag worden gehouden op grond van de gebruiksregels van het plan.
6.8. De raad stelt zich terecht op het standpunt dat het houden van 12 paarden moet worden aangemerkt als in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is en dat daarmee sprake is van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer. Hierbij verwijst de Afdeling naar haar uitspraak van 2 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY7573. Het standpunt van de raad dat in het plan geen aanduiding voor het hobbymatig houden van 12 paarden kan worden toegekend is dan ook juist. Het betoog van [appellant sub 1] dat de 12 tot 14 paarden die momenteel op zijn perceel worden gehouden niet van hem zijn, maar van derden en hij slechts zijn stallen en weilanden aan hen verhuurt, maakt dat niet anders. Hierbij verwijst de Afdeling naar haar uitspraak van 14 juli 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AQ1326. 6.9. Het voorgaande neemt niet weg dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat de Wav een belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plandeel dat ziet op het perceel van [appellant sub 1], als daar bedrijfsmatig 12 paarden zouden mogen worden gehouden door toekenning van een specifieke aanduiding. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat slechts een klein deel van het omvangrijke perceel van [appellant sub 1] binnen 250 m van het dichtstbijzijnde voor verzuring gevoelige gebied - het Natura 2000-gebied "Kop van Schouwen" - ligt. Dat betreft een kleine strook weiland in de noordwestelijke hoek van het perceel van [appellant sub 1]. De overige weilanden en het bouwvlak met daarin de 6 legale en illegale gebouwen liggen buiten de zone van 250 m als bedoeld in artikel 4 van de Wav.
Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de raad uit ruimtelijk oogpunt bezwaren heeft tegen het bedrijfsmatig houden van 12 paarden op het perceel van [appellant sub 1].
Nu het plan de gemaakte afspraken in 2014 met [appellant sub 1] niet eerbiedigt en de raad daarvoor geen deugdelijke motivering heeft gegeven, is het herstelbesluit genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
Conclusie
7. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.1 is overwogen dient het besluit van 1 juni 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "1e herziening Kop van Schouwen" wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd. Uit hetgeen is overwogen onder 5 volgt dat voor Camping Eureka en [appellant sub 2] met deze uitspraak een einde is gekomen aan de procedure.
8. Ten aanzien van [appellant sub 1] zal de Afdeling opnieuw toepassing geven aan de bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51d van de Awb, gezien de verwachting dat daarmee het geschil alsnog definitief kan worden beëindigd op korte termijn. De Afdeling zal de raad opdragen om het onder 6.7 en 6.9 genoemde gebrek in het herstelbesluit te herstellen of in plaats daarvan een ander besluit te nemen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
9. De raad dient ten aanzien van Camping Eureka en [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. In de einduitspraak zal ten aanzien van [appellant sub 1] worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van Camping Eureka Renesse B.V. en [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland van 1 juni 2017 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland van 1 juni 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "1e herziening Kop van Schouwen";
III. draagt de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland naar aanleiding van het beroep van [appellant sub 1] op om
a. binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 5 juli 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "1e herziening Kop van Schouwen" te herstellen door ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Agrarisch" dat ziet op de gronden van [appellant sub 1] de beperking dat maximaal 7 paarden hobbymatig mogen worden gehouden alsnog toereikend te motiveren, of in plaats daarvan een gewijzigd besluit te nemen;
b. de Afdeling en [appellant sub 1] de uitkomst van de opdracht mede te delen en het eventuele gewijzigde besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;
IV. verklaart het beroep van Camping Eureka Renesse B.V. en [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland van 5 juli 2018 ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland tot vergoeding van bij Camping Eureka Renesse B.V. en [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland aan Camping Eureka Renesse B.V. en [appellant sub 2] het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro), met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Vreugdenhil
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2019
571.