ECLI:NL:RVS:2019:3452
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake onderdak vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 9 april 2019. De vreemdeling had op 22 januari 2018 een verzoek ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van beschermd wonen. De staatssecretaris bood de vreemdeling onderdak aan in de vrijheidsbeperkende locatie te Ter Apel, maar verwees hem ook naar de gemeente Amsterdam voor verdere ondersteuning. De vreemdeling maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de staatssecretaris verklaarde het bezwaar ongegrond op 11 mei 2018.
De rechtbank oordeelde in haar uitspraak van 9 april 2019 dat het beroep van de vreemdeling gegrond was en vernietigde het besluit van de staatssecretaris. De rechtbank bepaalde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van haar uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat hij een dwangsom verschuldigd was wegens het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat de staatssecretaris een dwangsom verschuldigd was, omdat het bezwaar van de vreemdeling kennelijk ongegrond was. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de vreemdeling is alsnog ongegrond verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.