ECLI:NL:RVS:2019:4056

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
201702382/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel

Op 4 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had op 8 februari 2017 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep op 15 maart 2017 ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K. Benchaïb, heeft hoger beroep ingesteld. De behandeling van de zaak werd aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen die door de Afdeling aan het Hof van Justitie waren gesteld. Het Hof heeft op 2 april 2019 deze vragen beantwoord.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de vreemdeling momenteel in Duitsland verblijft en daar over een tijdelijke verblijfstitel voor de duur van twee jaar beschikt. Gezien deze omstandigheden heeft de vreemdeling geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep. Daarom heeft de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 december 2019.

Uitspraak

201702382/1/V3.
Datum uitspraak: 4 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 15 maart 2017 in zaak nr. 17/3061 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 15 maart 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K. Benchaïb, advocaat te Emmeloord, hoger beroep ingesteld.
Naar aanleiding van de bij uitspraken van 27 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2571 en ECLI:NL:RVS:2017:2572, door de Afdeling gestelde prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie heeft de Afdeling partijen bericht dat de behandeling van deze zaak wordt aangehouden in afwachting van het antwoord van het Hof.
Bij arrest van 2 april 2019, ECLI:EU:C:2019:280, heeft het Hof deze vragen beantwoord.
De vreemdeling en de staatssecretaris hebben desgevraagd een reactie ingediend.
Vervolgens hebben de vreemdeling en de staatssecretaris desgevraagd nog een nadere reactie ingediend.
Overwegingen
1.    Uit de door de staatssecretaris en de vreemdeling overgelegde informatie blijkt dat de vreemdeling in Duitsland verblijft (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579) en daar naar aanleiding van haar asielverzoek over een tijdelijke verblijfstitel voor de duur van twee jaar beschikt. Onder deze omstandigheden heeft de vreemdeling geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Verweij
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2019
722.