ECLI:NL:RVS:2019:4056
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 4 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had op 8 februari 2017 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep op 15 maart 2017 ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K. Benchaïb, heeft hoger beroep ingesteld. De behandeling van de zaak werd aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen die door de Afdeling aan het Hof van Justitie waren gesteld. Het Hof heeft op 2 april 2019 deze vragen beantwoord.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de vreemdeling momenteel in Duitsland verblijft en daar over een tijdelijke verblijfstitel voor de duur van twee jaar beschikt. Gezien deze omstandigheden heeft de vreemdeling geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep. Daarom heeft de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 december 2019.