ECLI:NL:RVS:2019:443
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 5 december 2018 het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaarde. De staatssecretaris had op 11 oktober 2018 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.P. van Mulken, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 11 januari 2019 het eerdere besluit ingetrokken en de aanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling genomen. Hierdoor was er geen belang meer bij een beoordeling van het hoger beroep, maar de Raad van State oordeelde dat er wel een proceskostenveroordeling mogelijk was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep vervolgens kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
In de beslissing is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. Het totale bedrag van de proceskosten is vastgesteld op € 512,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van M.E. van Laar LLM, griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2019.