ECLI:NL:RVS:2019:445
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 8 mei 2018 besloten om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en had beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 11 januari 2019 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling, waarin vergelijkbare vragen zijn behandeld. De rechter oordeelde dat het hoger beroep kennelijk gegrond was en dat de uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden. De voorzieningenrechter heeft het beroep alsnog gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.536,00 werden vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door de staatssecretaris en de mogelijkheid voor vreemdelingen om in beroep te gaan tegen afwijzingen van hun aanvragen voor verblijfsvergunningen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 februari 2019.