ECLI:NL:RVS:2020:1554

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
202003601/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 2 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening door een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 maart 2020 opnieuw niet in behandeling werd genomen. Hiertegen had de vreemdeling beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 22 juni 2020 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling ging in hoger beroep en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet zou worden overgedragen voordat er op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris zich niet verzette tegen het verzoek van de vreemdeling. Gezien deze omstandigheden besloot de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat de vreemdeling niet zal worden overgedragen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in dit geval € 525,00 bedroegen, volledig toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 juli 2020.

Uitspraak

202003601/2/V3.
Datum uitspraak: 2 juli 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 22 juni 2020 in zaak nr. NL20.7625 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 26 maart 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 22 juni 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist.
2.    Omdat de staatssecretaris zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek van de vreemdeling, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt overgedragen totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Van Laar
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2020
345.