ECLI:NL:RVS:2020:1698

Raad van State

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
202003013/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vreemdeling voor document rechtmatig verblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 23 april 2020. De rechtbank had in die uitspraak de afwijzing van een aanvraag door een vreemdeling voor een document, dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, vernietigd. De staatssecretaris had deze aanvraag op 11 januari 2019 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar had gemaakt. Dit bezwaar werd op 26 juli 2019 ongegrond verklaard door de staatssecretaris. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen, wat leidde tot het hoger beroep van de staatssecretaris.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak de rechtsvraag beantwoord over welk beleid de staatssecretaris had moeten toepassen met betrekking tot het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie. De Afdeling concludeert dat de staatssecretaris terecht het WBV 2018/4 heeft toegepast. De grief van de staatssecretaris slaagt, wat betekent dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank het oordeel van de Afdeling in acht moet nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 22 juli 2020.

Uitspraak

202003013/1/V2.
Datum uitspraak: 22 juli 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 23 april 2020 in zaak nr. 19/6346 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 11 januari 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 26 juli 2019 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 april 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Werner, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    De in de enige grief opgeworpen rechtsvraag over welk beleid over het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354, de staatssecretaris had moeten toepassen, heeft de Afdeling beantwoord in de uitspraak van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1235. Uit die uitspraak, waarbij de Afdeling blijft, volgt dat de staatssecretaris terecht het WBV 2018/4 heeft toegepast.
De grief slaagt.
2.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling wijst de zaak naar de rechtbank terug om door haar te worden behandeld, waarbij zij het oordeel van de Afdeling in deze uitspraak in acht neemt (artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb). De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 23 april 2020 in zaak nr. 19/6346;
III.    wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.J.J.M. van Tielraden, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Van Tielraden
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2020
942.