ECLI:NL:RVS:2020:1866

Raad van State

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
202002971/4/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak

Op 4 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had op 10 maart 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend, maar zowel de rechtbank als de Afdeling heeft het beroep ongegrond verklaard. Op 31 juli 2020 heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de vreemdeling geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht in twijfel trekken. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgesteld door mr. E. Steendijk, met mr. J.A. Verweij als griffier.

Uitspraak

202002971/4/V3.
Datum uitspraak: 4 augustus 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet van:
[de vreemdeling],
verzoeker.
Procesverloop
Bij besluit van 10 maart 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 12 mei 2020 heeft de rechtbank het daartegen door
de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juli 2020 heeft de Afdeling het tegen deze uitspraak door de vreemdeling ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard. Op dezelfde datum heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
De vreemdeling heeft op 31 juli 2020 krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht en de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De griffier van de rechtbank heeft het verzoek ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hij niet wordt overgedragen totdat op het bezwaarschrift is beslist.
2.    Gelet op wat in de uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2020 in zaak nr. 202002971/1/V3 is overwogen en omdat wat de vreemdeling in zijn verzoek heeft aangevoerd geen grond biedt om niet langer van de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht uit te gaan, wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
3.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Verweij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2020
765-872.