ECLI:NL:RVS:2020:1913

Raad van State

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
202002163/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang wegens strijd met de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 4 februari 2020 een besluit genomen om spoedeisende bestuursdwang toe te passen. Dit besluit volgde op de constatering dat op 27 januari 2020 een huisvuilzak was aangetroffen naast een ondergrondse restafvalcontainer aan de Catharina van Zoelenstraat 91 in Rotterdam. De huisvuilzak bevatte een medicijndoosje met daarop een sticker met het adres van de appellant, wat het college deed concluderen dat de appellant de huisvuilzak verkeerd had aangeboden. De kosten van de bestuursdwang, ter hoogte van € 125,00, werden aan de appellant opgelegd.

De appellant betwistte echter dat de aangetroffen huisvuilzak van hem afkomstig was. Hij stelde dat hij altijd doorzichtige pedaalemmerzakken gebruikt en nooit grijze vuilniszakken, zoals de aangetroffen zak. Het college verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond op 10 maart 2020, waarna de appellant beroep instelde. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 23 juli 2020 behandeld.

De Afdeling overwoog dat, volgens vaste rechtspraak, de persoon tot wie de afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt. Aangezien de huisvuilzak met het medicijndoosje en het adres van de appellant was aangetroffen, mocht het college aannemen dat de appellant de overtreder was. De enkele stelling van de appellant dat hij nooit gebruik maakt van grijze vuilniszakken was onvoldoende om zijn onschuld aannemelijk te maken. De Afdeling verklaarde het beroep van de appellant ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

202002163/1/R4.
Datum uitspraak: 12 augustus 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Rotterdam,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 februari 2020 heeft het college zijn beslissing om op 27 januari 2020 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 125,00, voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 10 maart 2020 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juli 2020, waar het college, vertegenwoordigd door I. Keric, is verschenen.
Overwegingen
1.    De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 27 januari 2020 is aangetroffen naast een ondergrondse restafvalcontainer ter hoogte van de Catharina van Zoelenstraat 91 in Rotterdam. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden, omdat daarin een medicijndoosje is aangetroffen waarop een sticker zit met zijn adres erop. De overige gegevens op de sticker zijn doorgestreept met een zwarte stift.
2.    [appellant] betwist dat de aangetroffen huisvuilzak van hem afkomstig is. Hij stelt dat hij zijn huisvuil altijd in doorzichtige pedaalemmerzakken doet en nooit in grijze vuilniszakken zoals de aangetroffen zak met zijn adres erin.
2.1.    Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag ervan worden uitgegaan dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is, tenzij de betrokkene het tegendeel aannemelijk maakt. Zie voor een uiteenzetting van deze rechtspraak de uitspraak van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2432.
2.2.    Door het daarin aangetroffen medicijndoosje met zijn adres erop is de huisvuilzak tot [appellant] te herleiden. Dit betekent dat het college mag aannemen dat hij de overtreder is, tenzij hij aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden. De enkele stelling dat hij nooit gebruik maakt van grijze vuilniszakken, zoals de aangetroffen zak, is onvoldoende om dat aannemelijk te maken, omdat deze stelling niet met bewijsstukken is onderbouwd of anderszins aannemelijk is gemaakt. Het college heeft hem dan ook terecht als overtreder aangemerkt.
Het betoog faalt.
3.    Het beroep is ongegrond.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2020
687.