ECLI:NL:RVS:2020:2151
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan
In deze zaak heeft de Raad van State op 9 september 2020 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 5 september 2018 was genomen. Dit besluit hield in dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan had gehad. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling ongegrond bij besluit van 25 april 2019. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verklaarde op 19 september 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. Jansen, heeft hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 17 oktober 2019 eindigde. De vreemdeling stelde dat hij het hogerberoepschrift op 17 oktober 2019 om 23:58 uur per fax had verzonden. Echter, de ontvangstregistratie van de Raad van State toonde aan dat het hogerberoepschrift pas op 18 oktober 2019 om 00:04:30 uur was ontvangen, waardoor het niet tijdig was ingediend.
Daarnaast is het hogerberoepschrift op 22 oktober 2019 ook per brief ingekomen, maar ook deze indiening was buiten de termijn. De Raad van State concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat de vreemdeling in verzuim was geweest. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.