ECLI:NL:RVS:2020:2223
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- E. Steendijk
- D.A. Verburg
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod
Op 16 september 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking van de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd van een vreemdeling, die op 7 november 2017 door de staatssecretaris was ingetrokken, en het daaropvolgende inreisverbod. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard op 6 juli 2018. De rechtbank had op 29 januari 2019 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, waarbij de rechtbank zelf in de zaak had voorzien door het eerdere besluit te herroepen.
De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding was om in dit geval anders te oordelen.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 525,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 september 2020.