ECLI:NL:RVS:2020:2754

Raad van State

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
201905037/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van Stichting Pluryn tegen besluit staatssecretaris Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake arbeidsomstandigheden

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Stichting Pluryn tegen een besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarbij aan de stichting eisen zijn opgelegd op grond van de Arbeidsomstandighedenwet. De staatssecretaris stelde dat de wijze waarop cliënten van de zorginstelling naar een afzonderings- en separeerruimte worden begeleid, onveilig is. Dit volgde na een incident op 2 februari 2017, waarbij een werknemer mogelijk blijvend letsel opliep. De Inspectie SZW concludeerde dat er sprake was van een onveilige arbeidsplaats, wat leidde tot het besluit van 11 juli 2017 waarin eisen werden gesteld aan de inrichting van de route naar de separeerruimte. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van Stichting Pluryn gegrond en vernietigde het besluit voor een deel. Stichting Pluryn ging in hoger beroep, maar de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van het onderdeel dat de eis bevatte dat de separeerruimte zich in de directe nabijheid van de verpleegafdeling moest bevinden. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris bevoegd was om de eis op te leggen en dat deze voldoende gemotiveerd was. De Afdeling bestuursrechtspraak concludeerde dat de staatssecretaris de veiligheid van werknemers moest waarborgen en dat de opgelegde eisen doelmatig en proportioneel waren. De uitspraak bevestigt de noodzaak van veilige arbeidsomstandigheden in de zorgsector.

Uitspraak

201905037/1/A3.
Datum uitspraak: 18 november 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Stichting Pluryn, gevestigd te Nijmegen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 mei 2019 in zaak nr. 18/3870 in het geding tussen:
Stichting Pluryn
en
de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2017 heeft de staatssecretaris op grond van artikel 27 van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet) een eis gesteld aan Stichting Pluryn over de wijze waarop artikel 3.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit) moet worden nageleefd.
Bij besluit van 7 juni 2018 heeft de staatssecretaris het door Stichting Pluryn daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond verklaard en de opgelegde eis aangepast.
Bij uitspraak van 21 mei 2019 heeft de rechtbank het door Stichting Pluryn daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover daarin de eis is opgenomen: "Een afzondering- en separeerruimte moet zich in de directe nabijheid bevinden van de verpleegafdeling van de cliënten en moet zich in hetzelfde gebouw bevinden.", bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit en ambtshalve het besluit geschorst tot het moment dat het besluit onherroepelijk is. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Stichting Pluryn hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Stichting Pluryn heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2020, waar Stichting Pluryn, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. dr. L.A.P. Arends en mr. R. Take, beiden advocaat te Nijmegen, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. S. Smit en R.A.G. van den Boom, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Stichting Pluryn is een landelijke zorginstelling, die zorg levert aan volwassenen en jongeren met complexe zorgvragen in de gehandicaptenzorg, jeugdzorg en de GGZ. De locatie Kemnade in Groesbeek is één van de hoofdvestigingen van Stichting Pluryn en bestaat uit verschillende afdelingen. Hier wonen (jong)volwassenen met een licht verstandelijke beperking in combinatie met ernstige gedragsproblemen. Het is een besloten woon- en werkvoorziening. De woonlocatie Kemnade bestaat uit verschillende gebouwen en afdelingen. Kemnade 4 bevindt zich op de eerste verdieping en Kemnade 3 op de begane grond. Op elke afdeling zijn zes cliënten ondergebracht. Voor beide afdelingen is een afzonderings- en separeerruimte in gebruik in een ander gebouw.
Op 2 februari 2017 heeft zich op de locatie Kemnade een incident voorgedaan. Bij het begeleiden van een cliënt van Kemnade 3 naar de afzonderingsruimte heeft deze cliënt geprobeerd zich los te rukken en daarbij is een van de werknemers van Stichting Pluryn, die de betreffende cliënt samen met drie andere collega’s begeleidde, ten val gekomen. Deze werknemer heeft mogelijk blijvend knieletsel opgelopen bij de val.
1.1.    De Inspectie SZW heeft naar aanleiding van het incident onderzoek verricht. Op 9 en 23 maart 2017 heeft een arbeidsinspecteur de locatie bezocht en foto’s gemaakt. Ook is een verklaring opgenomen van het slachtoffer en van een getuige. Bij brief van 20 juni 2017 heeft de staatssecretaris de bevindingen van het onderzoek aan Stichting Pluryn medegedeeld. In de brief is vermeld dat de arbeidsinspecteur heeft vastgesteld dat sprake is van een onveilige arbeidsplaats. In de brief is dit als volgt verwoord:
"De werknemers van Stichting Pluryn, [medewerker 1] en [medewerker 2], hebben verklaard dat cliënten van afdeling Kemnade 4 die naar de afzondering- en separeerruimte worden gebracht, over een trap moeten worden begeleid en over het buitenterrein moeten worden begeleid tot het gebouw dat naast Kemnade 3-4 ligt. Op 9 en 23 maart 2017 heb ik op voornoemde route bekeken en zag ik dat er een houten trap van meerdere treden op de route is gelegen die gevolgd moet worden en dat de cliënt over een afstand van meer dan vijftig meter moet worden begeleid."
1.2.    Volgens de arbeidsinspecteur levert dit een overtreding op van artikel 16, tiende lid, van de Arbowet, in verbinding gelezen met artikel 3.2, eerste lid, van het Arbobesluit.
Besluitvorming staatsecretaris
2.    Bij besluit van 11 juli 2017 heeft de staatssecretaris naar aanleiding van de bevindingen van de Inspectie SZW aan Stichting Pluryn op grond van artikel 27 van de Arbowet de volgende eis opgelegd:
"Op de route die medewerkers moeten volgen om een cliënt, onder begeleiding, over te brengen naar een afzondering- en separeerruimte mogen geen hoogteverschillen zitten die struikel of valgevaar met zich mee kunnen brengen. Er mag in de route geen trap zijn opgenomen. Drempels en/of obstakels met een hoogteverschil van meer dan twee centimeter, moeten zoveel als mogelijk worden voorkomen. Een afzondering- en separeerruimte moet zich in de directe nabijheid bevinden van de verpleegafdeling van de cliënten en moet zich in hetzelfde gebouw bevinden."
3.    In het besluit op bezwaar heeft de staatssecretaris de oplegging van de eis gewijzigd in die zin dat de bewoordingen "een afzondering- en separeerruimte" worden vervangen door de bewoordingen "een afzonderingsruimte of een separeerruimte".
De aangevallen uitspraak
4.    De rechtbank heeft overwogen dat de staatsecretaris in dit geval aan Stichting Pluryn een eis mocht opleggen. Volgens de rechtbank blijkt uit het onderzoek van de arbeidsinspecteur dat bij separatie of afzondering vanuit Kemnade 4 gebruik moet worden gemaakt van een trap. Het gebruik van een trap bij de separatie of afzondering van jongvolwassenen met een licht verstandelijke beperking in combinatie met ernstige gedragsproblemen vanuit Kemnade 4 is volgens de rechtbank zodanig risicoverhogend dat daarmee gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers niet zoveel mogelijk wordt voorkomen. De staatssecretaris heeft het element in de eis dat de afzonderings- en separeerruimte zich moet bevinden in de directe nabijheid van de verpleegafdeling en in hetzelfde gebouw niet voldoende onderbouwd. Gelet hierop heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het besluit op bezwaar vernietigd voor zover de eis het hiervoor beschreven element bevat.
Wettelijk kader
5.    Artikel 16, tiende lid, van de Arbowet luidt: "De werkgever, dan wel een ander dan de werkgever bedoeld in het zevende, achtste of negende lid en de werknemers zijn verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden vastgesteld bij of krachtens de op grond van dit artikel, artikel 20, eerste lid, en artikel 24, negende lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur voorzover en op de wijze als bij of krachtens deze maatregel is bepaald."
Artikel 27, eerste lid, luidt: "Een daartoe aangewezen toezichthouder kan aan een werkgever een eis stellen betreffende de wijze waarop een of meer bepalingen gesteld bij of krachtens deze wet moeten worden nageleefd."
Het tweede lid luidt: "Een eis vermeldt van welke regelen hij de wijze van naleving bepaalt en bevat de termijn waarbinnen eraan moet zijn voldaan."
Het derde lid luidt: "De werkgever is verplicht om aan de eis te voldoen.[…]"
Het vijfde lid luidt: "Een eis kan worden gesteld tot naleving van de artikelen 3, 4, 5, 6, 8, 11, 13, eerste lid, eerste volzin, en tweede tot en met vierde lid, zevende lid, onder b, negende en tiende lid, 14, eerste lid, tweede lid, onder a tot en met f, vierde en vijfde lid, 14a, tweede, derde en vierde lid, 15, eerste en derde lid, 16, voor zover dat bij de krachtens dat artikel gestelde regels is bepaald, 18 en 19."
Artikel 3:2, eerste lid, van het Arbobesluit luidt: "Arbeidsplaatsen zijn veilig toegankelijk en kunnen veilig worden verlaten. Ze worden zodanig ontworpen, gebouwd, uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt en onderhouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen. Voorts worden zij zindelijk, zoveel mogelijk vrij van stof en voor zover de veiligheid van de arbeidsplaats dat vereist, ordelijk gehouden."
Hoger beroep
- Ontbreekt bevoegdheid opleggen eis?
6.    Stichting Pluryn betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd was een eis aan haar op te leggen. Zij voert hiertoe aan dat geen concrete overtreding heeft plaatsgevonden. In dit verband wijst zij erop dat de Inspectie SZW in de brief van 20 juni 2017 heeft vastgesteld dat geen overtreding ten grondslag lag aan het incident op 2 februari 2017.
6.1.    In de brief van 20 juni 2017 is uitdrukkelijk vermeld dat de arbeidsinspecteur heeft geconstateerd dat Stichting Pluryn artikel 16, tiende lid, van de Arbowet, in verbinding gelezen met artikel 3.2, eerste lid, van het Arbobesluit heeft overtreden. Ook in de besluitvorming heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat Stichting Pluryn deze bepalingen heeft overtreden. Deze overtreding houdt, anders dan wat Stichting Pluryn kennelijk veronderstelt, geen verband met het incident van 2 februari 2017. Dit vormde voor de Inspectie SZW slechts aanleiding om de gebouwen van Stichting Pluryn te onderzoeken. De staatssecretaris heeft in zijn besluitvorming gewezen op de bevindingen van de arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW. De Inspectie SZW heeft naar aanleiding van het in overweging 1 vermelde incident op 2 februari 2017 ter plaatse onderzoek verricht. De inspectie heeft interviews gehouden met het slachtoffer van het incident en met een getuige, beiden werknemers van Pluryn. [werknemer 2] heeft verklaard dat per week maximaal twee cliënten van afdeling Kemnade 3 en 4 in een separeerruimte moeten worden geplaatst. Voorts hebben beide werknemers verklaard dat cliënten van afdeling Kemnade 4 die naar de afzondering- en separeerruimte worden gebracht, over een trap en over het buitenterrein moeten worden begeleid tot het gebouw dat naast Kemnade 3-4 ligt. Op 9 en 23 maart 2017 heeft de arbeidsinspecteur deze route bekeken en waargenomen dat er een houten trap van een aantal treden op de route is gelegen die gevolgd moet worden en dat de cliënt over een afstand van meer dan vijftig meter moet worden begeleid.
De Afdeling is van oordeel dat de staatssecretaris op grond van de bevindingen van de arbeidsinspecteur zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het gebruik van een trap bij de separatie of afzondering van (jong)volwassenen met een licht verstandelijke beperking in combinatie met ernstige gedragsproblemen vanuit Kemnade 4 zodanig risicoverhogend is, dat daarmee gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers niet zoveel mogelijk wordt voorkomen. Dit levert aldus een overtreding op van artikel16, tiende lid, van de Arbowet, in verbinding gelezen met artikel 3.2, eerste lid, van het Arbobesluit. De staatssecretaris was dan ook bevoegd om aan Stichting Pluryn een eis op te leggen.
Het betoog faalt.
- oplegging eis voldoende gemotiveerd?
7.    Stichting Pluryn betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris voorafgaand aan de oplegging van de eis geen deugdelijk onderzoek heeft verricht. Zij voert hiertoe aan dat de Inspectie SZW slechts is afgegaan op de waarneming van de arbeidsinspecteur en gesprekken met twee medewerkers. Volgens Stichting Pluryn had de Inspectie SZW een risico-inventarisatie moeten verrichten en een inschatting moeten maken hoe groot het risico is dat een medewerker van de trap valt bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Daarbij had onderzocht moeten worden in hoeverre de normen uit het Bouwbesluit zijn gevolgd en in hoeverre de protocollen zijn nageleefd. Volgens Stichting Pluryn wordt voldaan aan de vereisten die de Arbowet en het Arbobesluit stellen aan de werkomgeving. Volgens haar heeft de staatssecretaris onvoldoende onderzoek verricht naar het preventiebeleid dat wordt gehanteerd. In dit verband wijst zij erop dat zij een plaatsingsbeleid hanteert. Cliënten van wie op voorhand vaststaat dat zij (regelmatig) gesepareerd of afgezonderd moeten worden, worden op de begane grond geplaatst. Dat betekent dat op Kemnade 4, gelegen op de eerste verdieping, doorgaans geen cliënten verblijven bij wie separatie of afzondering een vast onderdeel van het zorgplan vormt. Ook wijst zij erop dat zij een trapprocedure hanteert voor het geval het nodig is om cliënten van een hogere verdieping te separeren. Voorts wijst zij erop dat in de afgelopen vijf jaar geen ongevallen op de trap hebben plaatsgevonden.
Stichting Pluryn voert voorts aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het gebruik van een trap bij de separatie of afzondering van (jong)volwassenen met een licht verstandelijke beperking in combinatie met ernstige gedragsproblemen vanuit Kemnade 4 zodanig risicoverhogend is, dat daarmee gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers niet zoveel mogelijk wordt voorkomen. Zij voert hiertoe aan dat deze conclusie niet gebaseerd kan zijn op het incident van 2 februari 2017. Volgens haar was de betreffende cliënt geen cliënt van Kemnade 4 en werd hij niet via de trap verplaatst. Ook voert zij aan dat nooit onderzoek is verricht naar de aard van het gevaar op de trap. Bovendien staat in de protocollen beschreven dat een cliënt in beginsel alleen via de trap wordt geplaatst als hij volkomen rustig is, aldus Stichting Pluryn.
Stichting Pluryn voert verder aan dat zij zich niet kan verenigen met de eis dat drempels en/of obstakels met een hoogteverschil van meer dan twee centimeter zoveel als mogelijk moeten worden voorkomen. Zij wijst erop dat zij zich al houdt aan de in 2013 door TNO opgestelde Veldnorm voor afzonderings- en separeervoorzieningen in de Gehandicaptenzorg (hierna: de Veldnorm) en de voorschriften die in het Bouwbesluit worden gesteld aan instellingen voor verstandelijk gehandicaptenzorg.
7.1.    Bij de beoordeling van de door de staatssecretaris opgelegde eis gaat het niet meer om het element dat een afzondering- en separeerruimte zich in de directe nabijheid moet bevinden van de verpleegafdeling van de cliënten en zich in hetzelfde gebouw moet bevinden. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit element van de eis ten onrechte is opgelegd. De staatssecretaris heeft geen hoger beroep ingesteld tegen dit oordeel.
7.2.    De door de staatssecretaris gestelde eis dient ter invulling van het bepaalde in artikel 16 van de Arbowet, in verbinding gelezen met artikel 3.2, eerste lid, van het Arbobesluit. Laatstgenoemd artikel bepaalt dat arbeidsplaatsen zodanig worden ontworpen, gebouwd, uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt en onderhouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen. Deze bepaling verplicht niet tot het nemen van alle denkbare maatregelen ter voorkoming van elk gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. In het Arbobesluit is niet bepaald op welke wijze de werkgever aan de open norm moet voldoen. Het is dus in beginsel aan de werkgever om te bepalen welke maatregelen hij neemt. Dit maakt een eis ter naleving van artikel 3.2, eerste lid, des te ingrijpender, omdat daarmee de staatssecretaris in plaats van de werkgever bepaalt welke maatregelen moeten worden genomen. Vanwege het ingrijpende karakter moet aan zo'n eis een gedegen motivering ten grondslag liggen, waarin in elk geval wordt ingegaan op de maatregelen die de werkgever al heeft getroffen en op de vraag waarom naast die maatregelen nog andere maatregelen nodig zijn ter voorkoming van gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2441.
De Afdeling is van oordeel dat de motivering in de besluitvorming van de staatssecretaris hieraan voldoet. De staatssecretaris heeft de door Stichting Pluryn opgestelde veiligheidsprotocollen en -procedures onderzocht. Hij is hierbij tot de conclusie gekomen dat het incident van 2 februari 2017 illustreert dat met veiligheidsprotocollen en -procedures niet kan worden voorkomen dat een cliënt zich onderweg naar de afzonderings- of separeerruimte probeert los te rukken. Ook is hij tot de bevinding gekomen dat bij een route met een trap de kans op ernstig letsel, gelet op het hoogteverschil, veel groter is. Ook is daar de kans om te struikelen of om zich te verstappen bij een duw- en trekpartij en daardoor ten val te komen veel groter dan bij een egale vloer. Ook drempels en andere obstakels hoger dan twee centimeter dragen bij aan een verhoogd struikelgevaar. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank de staatssecretaris terecht in deze bevindingen en conclusies is gevolgd. Dat Stichting Pluryn een plaatsingsbeleid hanteert, waarbij rustigere cliënten op Kemnade 4 worden geplaatst, doet niet af aan het standpunt van de staatssecretaris. De kans bestaat nu eenmaal dat iemand vanaf die afdeling naar de separeerruimte moet worden gebracht. Uit de verklaring van [werknemer 2] blijkt dat het wekelijks kan voorkomen dat een cliënt in een separeerruimte moet worden geplaatst. De staatssecretaris heeft zich in zijn besluitvorming voorts rekenschap gegeven van de door TNO opgestelde Veldnorm. De staatssecretaris heeft zich daarbij terecht op het standpunt gesteld dat de Veldnorm slechts in algemene bewoordingen de geldende randvoorwaarden op basis van de Arbowet en het Arbobesluit beschrijft, terwijl de opgelegde eis specifiek is bedoeld om de werknemers van Stichting Pluryn te beschermen. Voorts is de staatssecretaris in zijn besluitvorming ingegaan op het Bouwbesluit. Hij heeft zich daarbij terecht op het standpunt gesteld dat in het Bouwbesluit geen specifieke voorschriften zijn opgenomen over de arbeidsplaats van werknemers die cliënten naar een afzonderings- of separeerkamer begeleiden.
De conclusie is dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de oplegging van de eis voldoende heeft gemotiveerd.
Het betoog faalt.
- doelmatigheid en proportionaliteit van de eis
8.    Stichting Pluryn betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de opgelegde eis niet doelmatig en niet proportioneel is en daardoor in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Zij voert hiertoe aan dat de eis grote gevolgen heeft voor de zorgverlening. De rechtbank heeft volgens haar miskend dat de eis meebrengt dat elk gebouw een separeer- of afzonderingsruimte moet hebben. Volgens Stichting Pluryn moeten naar aanleiding van dit besluit in een aantal gebouwen van de Stichting bouwkundige aanpassingen worden verricht. De kosten hiervoor worden beraamd op zo’n 13 miljoen euro. De enkele val van een medewerker tijdens een verplaatsing van een cliënt naar de separeer- en afzonderingsruimte, waarbij deze verplaatsing niet eens vanuit een afdeling via een trap plaatsvond, maakt het opleggen van deze eis nog niet noodzakelijk. Dit temeer omdat al veiligheidsprotocollen, zoals de trapprocedure, worden toegepast, aldus Stichting Pluryn. Zij voert voorts aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat bij de vraag of een eis moet worden opgelegd altijd een belangenafweging dient plaats te vinden. Toepassing van artikel 3.2, eerste lid, van het Arbobesluit vergt een belangenafweging tussen de belangen van de medewerkers en de aard van de werkzaamheden die zij moeten verrichten, aldus Stichting Pluryn.
8.1.    Gelet op hetgeen in 7.2 is overwogen, is de Afdeling van oordeel dat de staatssecretaris aannemelijk heeft gemaakt dat met het opleggen van de eis gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk wordt voorkomen en dat de opgelegde eis daarom doelmatig is.
De Afdeling is voorts van oordeel dat Stichting Pluryn onvoldoende heeft gemotiveerd dat de aan haar opgelegde eis niet proportioneel is. De stelling van Stichting Pluryn dat het bijbouwen van de bedoelde ruimtes de enige wijze is om te kunnen voldoen aan de aan haar gestelde eis is niet onderbouwd. In dit verband heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat de verplaatsing van een cliënt ook met de lift kan plaatsvinden. Stichting Pluryn heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat het verplaatsen van een cliënt naar de bedoelde ruimtes via een lift in het algemeen niet als veilig alternatief kan worden beschouwd. Voorts heeft Stichting Pluryn onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat de kosten voor voornoemde bouwkundige aanpassingen 13 miljoen euro zullen bedragen. Hiertoe overweegt de Afdeling dat Stichting Pluryn slechts heeft volstaan met een overzicht waarin ramingen worden gegeven van aanpassingen die zullen moeten worden verricht. De in dat overzicht genoemde bedragen zijn echter niet onderbouwd of gespecificeerd, zodat daaraan niet de waarde kan worden toegekend die Stichting Pluryn daaraan gehecht wil zien.
De conclusie is dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat de oplegging van de eis niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel is.
Het betoog faalt.
- Strijd met het gelijkheidsbeginsel
9.    Stichting Pluryn betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Zij voert hiertoe aan dat nu aan haar een eis is opgelegd, ook aan andere gehandicapteninstellingen een eis moeten worden opgelegd. Gebeurt dan niet, dan wordt het gelijkheidsbeginsel geschonden, aldus Stichting Pluryn.
9.1.    Stichting Pluryn heeft deze grond pas in hoger beroep aangevoerd. Niet valt in te zien waarom zij dit niet bij de rechtbank heeft kunnen aanvoeren. Uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen had zij dit behoren te doen. Het betoog moet daarom in hoger beroep buiten beschouwing worden gelaten.
Conclusie
10.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd. De Afdeling stelt vast dat de rechtbank heeft nagelaten het besluit van 11 juli 2017 te herroepen voor zover daarin de eis is opgenomen: "Een afzondering- en separeerruimte moet zich in de directe nabijheid bevinden van de verpleegafdeling van de cliënten en moet zich in hetzelfde gebouw bevinden." De Afdeling zal dit besluit in zoverre alsnog herroepen.
11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen;
II.    herroept het besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 juli 2017 zover daarin de eis is opgenomen: "Een afzondering- en separeerruimte moet zich in de directe nabijheid bevinden van de verpleegafdeling van de cliënten en moet zich in hetzelfde gebouw bevinden.".
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. H.J.M. Baldinger, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2020
818.