ECLI:NL:RVS:2020:39
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep
Op 9 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 3 oktober 2019. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op 30 augustus 2019. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, advocaat te Assen.
In de uitspraak van de Raad van State werd ingegaan op verschillende grieven die door de vreemdeling waren ingediend. De Afdeling bevestigde dat de rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank eerder was beantwoord in een andere uitspraak. De klacht over de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank werd ook behandeld, maar leidde niet tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De vreemdeling had verder argumenten aangedragen in grief 2, maar deze werden niet als voldoende geacht om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen.
Uiteindelijk oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 525,00, dat geheel toe te rekenen was aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.