ECLI:NL:RVS:2020:534
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdelingen tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 19 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, mede voor hun minderjarig kind, een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek volgde op besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 21 november 2019, waarin aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling zijn genomen. De rechtbank Den Haag had op 17 januari 2020 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze besluiten ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep hebben ingesteld.
De vreemdelingen verzochten de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden overgedragen totdat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de vreemdelingen niet mogen worden overgedragen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek, tot een bedrag van € 525,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 februari 2020, en de voorzieningenrechter heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspositie van de betrokken vreemdelingen en benadrukt de zorgvuldigheid die in asielprocedures in acht moet worden genomen.