ECLI:NL:RVS:2020:908
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 7 december 2018 afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht. Op 4 februari 2020 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld, vertegenwoordigd door mr. H.A. Limonard, advocaat te Joure.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 april 2020 uitspraak gedaan. De Afdeling overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
De Afdeling verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 april 2020.