ECLI:NL:RVS:2021:1045
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en proceskostenvergoeding
Op 19 mei 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een voorlopige voorziening heeft verzocht. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 28 juli 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verklaarde op 21 april 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken van de vreemdeling in overweging genomen. Hij heeft geoordeeld dat, gezien de omstandigheden, het noodzakelijk is om een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de proceskosten van de vreemdeling moet vergoeden, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek. De totale kosten zijn vastgesteld op € 534,00, welke kosten zijn toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier. De zaak betreft belangrijke aspecten van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, met name in het kader van asielprocedures en de bescherming van vreemdelingen tegen uitzetting tijdens een hoger beroep.