202001799/1/A3.
Datum uitspraak: 27 januari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Groningen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 31 januari 2020 in zaak nr. 19/3068 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Groningen.
Procesverloop
Bij besluit van 29 maart 2019 heeft het college een verzoek van [appellant] om zijn huwelijksgegevens te verwijderen uit de basisregistratie personen (hierna: de brp) afgewezen.
Bij besluit van 9 juli 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 januari 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2021, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. S.S. Ilahi, advocaat te Groningen, en het college, vertegenwoordigd door mr. U. Pellekaan, advocaat te Groningen, en A.A.G. Laan, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Besluitvorming
2. [appellant] heeft op 8 april 2013 tegenover een ambtenaar van de gemeente Pekela onder belofte verklaard dat hij op 22 oktober 2010 is getrouwd met [persoon A] te Khartoem in Soedan. Deze verklaring is op 10 april 2013 opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie (nu: brp).
2.1. Op 28 juni 2018 heeft [appellant] het college verzocht de gegevens over zijn huwelijk met [persoon A] uit de brp te verwijderen, omdat hij officieel nooit getrouwd is geweest met haar. Hij heeft in dit verband een Soedanese verklaring van ongehuwd zijn overgelegd. Het college heeft het verzoek van [appellant] bij besluit van 29 maart 2019 afgewezen, omdat de verklaring niet als een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp) kan worden aangemerkt en hij daarmee dus niet het bewijs heeft geleverd dat de in de brp opgenomen gegevens over zijn huwelijk met [persoon A] onjuist zijn. Verder heeft het college twijfels over de juistheid van de inhoud van de verklaring, omdat [appellant] onder belofte heeft verklaard rechtsgeldig getrouwd te zijn met [persoon A]. Het college heeft bij besluit van 9 juli 2019 het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
3. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waaraan zij het volgende ten grondslag heeft gelegd. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens onomstotelijk moet vaststaan dat deze onjuist zijn en dat het bewijs daarvoor alleen kan worden geleverd door het overleggen van het juiste brondocument. De verklaring kan niet worden aangemerkt als een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp, omdat het Bureau Documenten de authenticiteit van de verklaring niet kan beoordelen. Zelfs als er vanuit moet worden gegaan dat de verklaring een brondocument is, mogen daaraan, gelet op artikel 2.10, derde lid, geen gegevens worden ontleend. Het college heeft terecht aannemelijk geacht dat de in de verklaring opgenomen gegevens onjuist zijn, omdat deze in strijd zijn met de verklaring van [appellant] die hij op 8 april 2013 tegenover een ambtenaar van de gemeente Pekela heeft afgelegd. De stelling van [appellant] dat hij destijds het voorbehoud heeft gemaakt dat het een traditioneel huwelijk was, maakt dit niet anders, omdat uit de informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de SDU landinformatie blijkt dat ook niet-geregistreerde huwelijken in Soedan geldig zijn.
Hoger beroep
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat de verklaring niet als een brondocument kan worden aangemerkt.
Hij voert aan dat het niet voor zijn rekening en risico mag komen dat referentiemateriaal ontbreekt om de verklaring op authenticiteit te kunnen beoordelen. Daarnaast hebben de Italiaanse autoriteiten op 26 september 2018 een uittreksel huwelijksakte betreffende het huwelijk tussen [appellant] en [persoon B] dat op 1 april 2018 door een Marokkaanse imam in Den Haag is voltrokken aan hem afgegeven. In dat kader hebben de Italiaanse autoriteiten volgens [appellant] de verklaring wel als brondocument aangemerkt. Gelet hierop had het op de weg van de minister gelegen nader onderzoek te verrichten, aldus [appellant].
4.1. [appellant] betoogt daarnaast dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat aan de verklaring geen gegevens mogen worden ontleend, omdat aannemelijk is dat de daarin opgenomen gegevens onjuist zijn.
Hij voert in de eerste plaats aan dat hij, in weerwil van de weergave van de rechtbank, niet heeft gesteld dat een traditioneel huwelijk niet wettig is, maar dat het traditionele huwelijk dat hij heeft gesloten niet overeenkomstig het Soedanese recht heeft plaatsgevonden. Daarnaast is volgens [appellant] zijn huwelijk met [persoon A] ook niet overeenkomstig de sharia voltrokken, zodat het daarom zowel in Soedan als in Nederland geen rechtsgeldig huwelijk is. Onder verwijzing naar het artikel ‘Personal law in the Sudan - trends and developments’ van N.O. Akolawin van 28 juli 2009 (Cambridge University Press) en het artikel ‘Waarom vrouwen ‘islamitische huwelijken’ aangaan: Wetgeving, seksualiteit en islam in Nederland en daarbuiten’ van A. Moors van april 2014 (FORUM verkenning) stelt [appellant] dat niet aan de voorwaarde van toestemming van de vader of een ander mannelijk familielid van de bruid en de voorwaarde van het publiekelijk bekendmaken van het huwelijk is voldaan. Ook de Immigratie- en Naturalisatiedienst heeft niet kunnen vaststellen dat het huwelijk tussen hem en [persoon A] rechtsgeldig was, aangezien aan [persoon A] geen verblijfsvergunning is verleend in haar hoedanigheid als echtgenote, maar als zijn partner, aldus [appellant].
4.2. [appellant] heeft verder ter zitting bij de Afdeling nog naar voren gebracht dat de afwijzing van zijn verzoek om de gegevens van zijn huwelijk met [persoon A] uit de brp te verwijderen gevolgen heeft voor zijn persoonlijke situatie. Hij heeft inmiddels een kind gekregen met [persoon B] en heeft doordat hij volgens de brp nog getrouwd is met [persoon A] een aparte procedure op moeten starten om het vaderschap vast te stellen. Daarnaast spelen er nog andere problemen rond de verblijfsstatus van [persoon B ]in Nederland. Hij heeft inmiddels bij de rechtbank verzocht om ontbinding van zijn huwelijk met [persoon A], aldus [appellant].
Beoordeling
5. Zoals de rechtbank terecht onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling heeft overwogen, moeten gegevens in de brp zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en moeten de gebruikers van de gegevens erop kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens dient onomstotelijk vast te staan dat deze gegevens feitelijk onjuist zijn. De onjuistheid van de registratie kan alleen worden aangetoond met een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:536 en van 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2839). 5.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de verklaring niet als een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp kan worden aangemerkt. Uit de verkorte verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten van 23 oktober 2018 blijkt dat de authenticiteit van de verklaring niet kan worden beoordeeld. Daargelaten dat het Bureau Documenten geen reden heeft gegeven waarom de authenticiteit van de verklaring niet kan worden beoordeeld, rust op [appellant] de bewijslast en het bewijsrisico om de onjuistheid van de in de brp opgenomen gegevens over zijn huwelijk met [persoon A] aan te tonen (uitspraak van de Afdeling van 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2891). Uit het feit dat de Italiaanse autoriteiten een uittreksel huwelijksakte hebben verstrekt, kan verder niet worden afgeleid dat zij de verklaring wel als brondocument hebben aangemerkt. Gelet hierop heeft het college geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek naar de verklaring te laten verrichten. 5.2. Omdat [appellant] geen brondocumenten heeft overgelegd, heeft hij niet het bewijs geleverd dat de in de brp opgenomen gegevens over zijn huwelijk met [persoon A] onjuist zijn. De stelling dat zijn huwelijk met [persoon A] niet rechtsgeldig is, omdat het niet zou voldoen aan de voorwaarden van de sharia, kan, gelet op het systeem van de Wet brp, daarom nergens toe leiden. Dat geldt evenzeer voor de moeilijkheden die [appellant] en zijn gezin ondervinden omdat in de brp is geregistreerd dat hij met [persoon A] is getrouwd. Zoals ook de rechtbank heeft geoordeeld, heeft het college terecht het verzoek van [appellant] om wijziging van de in brp opgenomen gegevens over zijn huwelijk met [persoon A] afgewezen.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.L. Crombach, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2021
689.
BIJLAGE
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.8
1. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a en bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de burgerlijke stand in Nederland;
b. een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, een besluit, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of een notariële akte, over het desbetreffende feit.
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
3. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan en waarvan een in Nederland geaccrediteerde consulaire ambtenaar van een ander land bevoegd een akte heeft opgemaakt die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, ontleend aan die akte.
Artikel 2.10
1. Indien aannemelijk is dat omtrent een gegeven over de familierechtelijke betrekkingen tot de ouders of de kinderen, over het huwelijk en de eerdere huwelijken, over de echtgenoot en de eerdere echtgenoten, over het geregistreerd partnerschap en de eerdere geregistreerde partnerschappen of over de geregistreerde partner en de eerdere geregistreerde partners een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c of d, kan worden verschaft, mogen deze gegevens niet worden ontleend aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder e.
2. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
3. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, worden geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
4. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder e, worden geen gegevens ontleend, dan nadat de gegevens voor zover mogelijk zijn geverifieerd door raadpleging van de basisregistratie en zo nodig van andere registers of van geschriften die door de betrokkene zijn overgelegd.