ECLI:NL:RVS:2021:1811
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling, mede voor haar minderjarige kind, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 7 december 2020. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 september 2020 haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Drenth, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 16 augustus 2021 uitspraak gedaan. De zaak betreft de vraag of de vreemdeling bij terugkeer naar Griekenland een reëel risico loopt op een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. De Afdeling heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de vreemdeling dit risico niet loopt, en heeft de grief van de vreemdeling gegrond verklaard.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard. Het besluit van de staatssecretaris van 30 september 2020 is vernietigd, en de staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.244,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.