ECLI:NL:RVS:2021:1869
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris
Op 23 augustus 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 11 november 2020 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, verklaarde op 19 februari 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.M.G. Helgers-Crompvoets, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de grieven van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidden, behalve de tweede grief die betrekking had op de situatie van statushouders in Griekenland. De Raad oordeelde dat de staatssecretaris beter moest motiveren waarom de vreemdeling geen reëel risico loopt bij terugkeer naar Griekenland, in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. De Raad verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris, en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om adequaat te motiveren waarom er geen risico is voor de vreemdeling bij terugkeer naar zijn land van herkomst, en bevestigt de rol van de Raad van State in het waarborgen van rechtsbescherming voor vreemdelingen.