ECLI:NL:RVS:2021:1879

Raad van State

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
202102695/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Soest met betrekking tot bouwplannen en kap van mandelige boom

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het hoger beroep van [verzoeker] tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 10 maart 2021 het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Soest ongegrond verklaard. Het verzoek om voorlopige voorziening werd ingediend omdat [partij] had aangegeven dat er binnenkort gestart zou worden met de bouw van een aanbouw, waarbij een mandelige boom gekapt zou moeten worden. Dit creëerde een spoedeisend belang voor [verzoeker].

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Soest van 15 oktober 2019 en 23 april 2020 geschorst tot er uitspraak is gedaan in het hoger beroep. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [verzoeker] tot een bedrag van € 1.496,00 en het griffierecht van € 270,00. De voorzieningenrechter overwoog dat er een evidente privaatrechtelijke belemmering was en dat het oordeel van de rechtbank hierover nader onderzocht diende te worden in de hoofdzaak. De belangen van [verzoeker] bij het behoud van de boom in afwachting van de hoofdzaak werden zwaarder gewogen dan de belangen van [partij] bij de bouw.

De uitspraak werd gedaan in een openbare zitting, waarbij de voorzieningenrechter en de griffier verhinderd waren de uitspraak te ondertekenen. De zaak benadrukt het belang van voorlopige voorzieningen in bestuursrechtelijke geschillen, vooral wanneer er sprake is van een spoedeisend belang.

Uitspraak

202102695/2/R4.
Datum uitspraak: 19 augustus 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Soest,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-­Nederland van 10 maart 2021 in zaak nr. 20/1937 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Soest.
Openbare zitting gehouden op 19 augustus 2021 om 11:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter
griffier: mr. S. Vermeulen
Verschenen:
[verzoeker], bijgestaan door mr. T.W. Dammingh, advocaat te ’s-Hertogenbosch en [gemachtigde];
College van burgemeester en wethouders van Soest, vertegenwoordigd door N.S. van der Hoorn;
[partij A] en [partij B] (hierna samen en in enkelvoud; [partij]).
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 10 maart 2021 van de rechtbank Midden-Nederland. In deze uitspraak heeft de rechtbank het beroep van [verzoeker] ongegrond verklaard. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter
I.        wijst het verzoek toe;
II.       schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Soest van 15 oktober 2019, kenmerk 2221335/2251703 en 23 april 2020, kenmerk 2272545/2337995 tot uitspraak is gedaan op het hoger beroep van [verzoeker];
III.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Soest tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.496,00 (zegge: veertienhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Soest aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 270,00 (zegge: tweehonderdzeventig euro) vergoedt.
Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende:
[partij] heeft ter zitting te kennen gegeven dat binnenkort wordt gestart met de bouw van de aanbouw waarbij de mandelige boom zal moeten worden gekapt. Dit betekent dat een spoedeisend belang bestaat bij behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening van [verzoeker].
De voorzieningenrechter acht bij de toewijzing van het verzoek van belang dat de rechtbank heeft overwogen dat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering en dat het oordeel van de rechtbank dat deze belemmering uiteindelijk niet in de weg staat aan vergunningverlening nader dient te worden onderzocht tijdens de behandeling van de hoofdzaak. De voorzieningenrechter acht het niet uitgesloten dat de uitspraak van de rechtbank op dit punt uiteindelijk niet in stand zal blijven.
Weliswaar begrijpt de voorzieningenrechter dat [partij] zijn woongenot wenst te vergroten, maar de voorzieningenrechter ziet gelet op het voorgaande en de belangen van [verzoeker] bij behoud van de boom in afwachting van het oordeel in de hoofdzaak reden om de voormelde voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter wijst er volledigheidshalve op dat dit betekent dat de werking van de besluiten van 15 oktober 2019 en 23 april 2020 zijn geschorst tot uitspraak is gedaan op het hoger beroep van [verzoeker]. Het college dient de proceskosten te vergoeden.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2021