ECLI:NL:RVS:2021:1990

Raad van State

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
202006913/2/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek tot beperkte kennisneming van gedingstukken in hoger beroep inzake nationale veiligheid

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 november 2020, waarin zaken nrs. 19/6972 en 19/8438 aan de orde waren. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) heeft, op basis van artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een aantal gedingstukken overgelegd en verzocht om beperking van de kennisneming van deze stukken. Dit verzoek was ingegeven door gewichtige redenen die verband hielden met de nationale veiligheid.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen de belangen afgewogen. Enerzijds is het van belang dat partijen gelijkelijk toegang hebben tot relevante informatie voor het hoger beroep, anderzijds moet de bestuursrechter beschikken over alle noodzakelijke informatie om de zaak zorgvuldig te kunnen afhandelen. De Afdeling heeft vastgesteld dat het belang van de nationale veiligheid in dit geval zwaarder weegt dan het belang van [appellante] om kennis te nemen van de stukken.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het verzoek van de AIVD tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd is. Dit betekent dat de stukken niet openbaar worden gemaakt, omdat hun vrijgave lopende en toekomstige onderzoeken van de AIVD zou kunnen belemmeren en daarmee de nationale veiligheid in gevaar zou kunnen brengen. De beslissing is genomen op 8 september 2021, waarbij de Afdeling het verzoek heeft toegewezen.

Uitspraak

202006913/2/V6.
Datum beslissing: 8 september 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het hoger beroep van:
[appellante], verblijvend te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 november 2020 in zaken nrs. 19/6972 en 19/8438 en in het geding tussen:
[appellante]
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 november 2020 in zaken nrs. 19/6972 en 19/8438.
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de AIVD) heeft na toepassing van artikel 8:45, eerste en tweede lid, van de Awb een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht van de AIVD van 27 september 2019, kenmerk 915081de-or1-1.3.
Overwegingen
1.       De AIVD heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.
2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.       Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de nationale veiligheid zwaarder dan het belang dat [appellante] kennis neemt van de stukken. Indien de stukken worden vrijgegeven, kunnen zowel lopende als toekomstige onderzoeken van de AIVD worden belemmerd en kan daarmee de nationale veiligheid in gevaar worden gebracht.
4.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe;
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van  mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2021
488