ECLI:NL:RVS:2021:2112

Raad van State

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
202105143/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel

Op 22 september 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 4 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 30 juli 2021 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.M. Straver, hoger beroep ingesteld.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en dat de gemachtigde van de vreemdeling geen contact meer met hem heeft. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij niet langer bescherming in Nederland zoekt. Dit leidde tot de beslissing dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing werd vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 september 2021.

Uitspraak

202105143/1/V1.
Datum uitspraak: 22 september 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 30 juli 2021 in zaak nr. NL21.10709 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 30 juli 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.M. Straver, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend. De vreemdeling heeft daarop gereageerd.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de vreemdeling heeft geen contact meer met hem. Daaruit leidt de Afdeling af dat de vreemdeling niet langer bescherming in Nederland zoekt. Daarom heeft hij geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2021
488-977