ECLI:NL:RVS:2021:2146
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 2 februari 2021 het beroep ongegrond verklaarde tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 2 oktober 2020 besloten om de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft de grieven van de vreemdeling beoordeeld. In grief 1 werd aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de uitspraak had gehandhaafd, maar deze grief leidde niet tot vernietiging van de uitspraak. Grief 2 betrof de situatie van statushouders in Griekenland en de vraag of de vreemdeling bij terugkeer naar dat land een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris beter moest motiveren waarom de vreemdeling dit risico niet loopt, en deze grief slaagde.
Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.244,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 27 september 2021.