ECLI:NL:RVS:2021:2299
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met intrekking verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 september 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 november 2020 met terugwerkende kracht ingetrokken. De vreemdeling werd opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en er werd een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de staatssecretaris op 17 juni 2021. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 30 juli 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. De vreemdeling voerde aan dat hij basisrechten zou verliezen, zoals toegang tot werkgelegenheid, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, vooral omdat de vreemdeling in een andere procedure had verzocht om de intrekking van zijn Nederlanderschap op te schorten, wat was toegewezen. Hierdoor kon de vreemdeling niet worden uitgezet.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om de voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 16 september 2021.