ECLI:NL:RVS:2021:2299

Raad van State

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
202105484/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met intrekking verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 september 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 november 2020 met terugwerkende kracht ingetrokken. De vreemdeling werd opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en er werd een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de staatssecretaris op 17 juni 2021. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 30 juli 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. De vreemdeling voerde aan dat hij basisrechten zou verliezen, zoals toegang tot werkgelegenheid, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, vooral omdat de vreemdeling in een andere procedure had verzocht om de intrekking van zijn Nederlanderschap op te schorten, wat was toegewezen. Hierdoor kon de vreemdeling niet worden uitgezet.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om de voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 16 september 2021.

Uitspraak

202105484/2/V1.
Datum uitspraak: 16 september 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 30 juli 2021 in zaak nr. 21/3894 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2020 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met terugwerkende kracht tot 15 mei 2013 ingetrokken, de vreemdeling opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij besluit van 17 juni 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 juli 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.M.J.E.P. Meerts, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris is in de gelegenheid gesteld een schriftelijke uiteenzetting te geven.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist. De vreemdeling voert aan dat hij basisrechten verliest zoals toegang tot werkgelegenheid, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg.
2.       De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft vandaag eveneens uitspraak gedaan op het verzoek van de vreemdeling om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit tot intrekking van het Nederlanderschap worden opgeschort totdat op het hoger beroep is beslist, ECLI:NL:RVS:2021:2054. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak aanleiding gezien om de intrekking van het Nederlanderschap te schorsen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het hoger beroep. Dat betekent dat de vreemdeling zijn Nederlanderschap nog heeft en niet kan worden uitgezet. Onder deze omstandigheden moet het verzoek om de voorlopige voorziening te treffen dat de vreemdeling niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist worden afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Kamminga, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Kamminga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2021
876