ECLI:NL:RVS:2021:2311
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel
Op 15 oktober 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 9 november 2020 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, had op 15 december 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N. Vollebergh, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De zaak betreft de situatie van statushouders in Griekenland en de vraag of zij bij terugkeer een reëel risico lopen op een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 4 van het EU-Handvest. De Afdeling heeft eerder uitspraken gedaan over deze situatie en oordeelt dat de staatssecretaris beter moet motiveren waarom de vreemdeling dit risico niet loopt. De grieven van de vreemdeling slagen, waardoor het hoger beroep gegrond wordt verklaard.
De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris van 9 november 2020. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.244,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.