ECLI:NL:RVS:2021:2451

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
202106546/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 4 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, hadden hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 8 oktober 2021 hun beroepen tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond had verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 12 mei 2021 de aanvragen van de vreemdelingen opnieuw niet-ontvankelijk verklaard.

De vreemdelingen verzochten de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat er op hun hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is openbaar gedaan en de voorzieningenrechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. De griffier, mr. J.A. Verweij, heeft de uitspraak in tegenwoordigheid van de voorzieningenrechter vastgesteld.

Uitspraak

202106546/2/V3.
Datum uitspraak: 4 november 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2], [vreemdeling 3], [vreemdeling 4] en [vreemdeling 5],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 8 oktober 2021 in zaken nrs. NL21.7396, NL21.7398, NL21.7400, NL21.7402 en NL21.7404 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 12 mei 2021 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen opnieuw niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 8 oktober 2021 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Verweij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2021
846