ECLI:NL:RVS:2021:2464
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod
In deze zaak heeft de vreemdeling, die in hoger beroep is gegaan tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en het opgelegde inreisverbod, de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 12 augustus 2020 de verblijfsvergunning ingetrokken en een inreisverbod uitgevaardigd. De vreemdeling heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar ongegrond op 28 januari 2021. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, heeft op 16 september 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken van de vreemdeling in overweging genomen en besloten dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 748,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 5 november 2021.