ECLI:NL:RVS:2021:2471
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 10 juni 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. Op 12 oktober 2021 heeft de rechtbank het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State heeft op 9 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan zonder de zaak op zitting te behandelen, zoals geregeld in artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tegen een dergelijke uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld, zoals bepaald in artikel 8:104, tweede lid, van de Awb. De vreemdeling heeft geen argumenten aangedragen die aanleiding geven om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, en de Afdeling heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een onterecht proces.
Daarom heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 november 2021, en is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.