ECLI:NL:RVS:2021:2471

Raad van State

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
202106616/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

Op 10 juni 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. Op 12 oktober 2021 heeft de rechtbank het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft op 9 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan zonder de zaak op zitting te behandelen, zoals geregeld in artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tegen een dergelijke uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld, zoals bepaald in artikel 8:104, tweede lid, van de Awb. De vreemdeling heeft geen argumenten aangedragen die aanleiding geven om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, en de Afdeling heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een onterecht proces.

Daarom heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 november 2021, en is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.

Uitspraak

202106616/1/V2.
Datum uitspraak: 9 november 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 12 oktober 2021 in zaak nr. NL21.9581 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 12 oktober 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder de zaak op zitting te behandelen (artikel 8:54, eerste lid, van de Awb). Tegen zo'n uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 8:104, tweede lid, van de Awb).
1.1.    Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
2.       De Afdeling is onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2021
309-979