ECLI:NL:RVS:2021:2528

Raad van State

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
202106304/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met inreisverbod

Op 11 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.M. Niemer, hoger beroep had ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 28 september 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 september 2021 had besloten de vreemdeling op te dragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen haar had uitgevaardigd. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.

De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om het verzoek tot voorlopige voorziening te behandelen en had het verzoek doorgestuurd naar de Afdeling bestuursrechtspraak. De voorzieningenrechter overwoog dat, gelet op de omstandigheden en de argumenten die door de vreemdeling waren aangevoerd, het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zou blijven. Daarom besloot de voorzieningenrechter om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.

In de beslissing werd bepaald dat de vreemdeling niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist. Tevens werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 748,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 november 2021.

Uitspraak

202106304/2/V3.
Datum uitspraak: 11 november 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 28 september 2021 in zaak nr. NL21.14827 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 17 september 2021 heeft de staatssecretaris de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen haar uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 28 september 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.M. Niemer, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is door de griffier van de rechtbank ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
1.       Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is bij de voorzieningenrechter van de rechtbank ingediend. De rechtbank heeft zich bij beslissing van 8 november 2021 onbevoegd verklaard van dit verzoek kennis te nemen en het verzoek ter verdere behandeling doorgestuurd naar de Afdeling. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ2788, onder 1.2., is de Afdeling bij uitsluiting bevoegd om het bij de rechtbank ingediende verzoek in behandeling te nemen.
2.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist.
3.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
4.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het door haar ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
w.g. Hoogvliet
voorzieningenrechter
w.g. Verweij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2021
347-962