ECLI:NL:RVS:2021:262

Raad van State

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
202003132/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake spoedeisende bestuursdwang wegens verkeerd aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk op 23 maart 2020 spoedeisende bestuursdwang toegepast wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening voor de gemeente Rijswijk 2011 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Dit besluit werd genomen nadat een huisvuilzak was aangetroffen op de openbare weg naast een ondergrondse restafvalcontainer (ORAC) in de Herenstraat in Rijswijk. De gemeente stelde vast dat de huisvuilzak afkomstig was van de appellant, omdat er drie poststukken in de zak waren aangetroffen die naar hem konden worden herleid. De appellant betwistte niet dat de huisvuilzak van hem was, maar voerde aan dat uit het controlerapport niet bleek dat hij de zak verkeerd had aangeboden. Hij stelde dat de zak in de klep van de ORAC lag en niet op de openbare weg.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 21 januari 2021 behandeld. De rechtbank oordeelde dat het college in beginsel mocht uitgaan van de juistheid van het controlerapport, dat op ambtseed was opgemaakt. De toezichthouder had verklaard dat hij de huisvuilzak naast de ORAC had aangetroffen en deze vervolgens in de klep van de ORAC had geplaatst om deze te onderzoeken. De rechtbank concludeerde dat de appellant geen argumenten had aangedragen om aan de juistheid van het controlerapport te twijfelen. Aangezien de huisvuilzak tot de appellant te herleiden was, mocht het college aannemen dat hij de overtreder was.

De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 10 februari 2021.

Uitspraak

202003132/1/R4.
Datum uitspraak: 10 februari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Rijswijk,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 maart 2020 heeft het college zijn beslissing om op diezelfde dag spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening voor de gemeente Rijswijk 2011 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 159,05, voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 13 mei 2020 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2021, waar alleen het college, vertegenwoordigd door J.J. van Raalte, is verschenen.
Overwegingen
1.    De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 23 maart 2020 is aangetroffen op de openbare weg naast een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC) in de Herenstraat in Rijswijk. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden, omdat daarin drie tot hem herleidbare poststukken zijn aangetroffen.
2.    [appellant] betwist niet dat de huisvuilzak van hem afkomstig is. Hij voert aan dat uit het controlerapport bij het besluit van 23 maart 2020 niet blijkt dat hij de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden. Hij wijst erop dat op de foto's bij het controlerapport te zien is dat de huisvuilzak in de klep van de ORAC ligt. Volgens hem staat in het controlerapport dan ook ten onrechte dat de huisvuilzak op de openbare weg naast de ORAC is aangetroffen.
2.1.    Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag ervan worden uitgegaan dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is, tenzij de betrokkene het tegendeel aannemelijk maakt. Zie voor een uiteenzetting van deze rechtspraak de uitspraak van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2432.
2.2.    In het controlerapport bij het besluit van 23 maart 2020 staat dat de huisvuilzak op 23 maart 2020 omstreeks 13:55 uur is aangetroffen op de openbare weg, in de Herenstraat, ter hoogte van de daar aanwezige ORAC's. Bij dit controlerapport zijn vijf foto's gevoegd, waarvan twee foto's van de ORAC met in de geopende klep de geopende huisvuilzak en drie detailfoto's van de in de huisvuilzak aangetroffen poststukken.
Het college mag in beginsel uitgaan van de juistheid van het door de toezichthouder op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte controlerapport, waarin staat dat de huisvuilzak naast de ORAC is aangetroffen. De enkele omstandigheid dat bij het controlerapport geen foto's zijn gevoegd van de huisvuilzak naast de ORAC, betekent op zichzelf niet dat de constatering in het controlerapport, dat de huisvuilzak naast de ORAC is aangetroffen, onjuist is. Naar aanleiding van het bezwaarschrift van [appellant] heeft de toezichthouder toegelicht dat hij zag dat de huisvuilzak naast de ORAC lag, dat hij toen eerst heeft gecontroleerd dat de ORAC niet vol of defect was en dat hij daarna de huisvuilzak in de klep van de ORAC heeft gedaan en open heeft gemaakt om de zak te onderzoeken. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd op grond waarvan moet worden getwijfeld aan deze toelichting en aan de juistheid van de constatering in het controlerapport dat de huisvuilzak naast de ORAC is aangetroffen. Het is bij de handhaving van verkeerd aangeboden huisvuil gebruikelijk dat de toezichthouder het aangetroffen huisvuil verplaatst of meeneemt om het te onderzoeken. De Afdeling gaat ervan uit dat de toezichthouder de huisvuilzak in de klep van de ORAC heeft gezet om hem gemakkelijker te kunnen doorzoeken.
Door de daarin aangetroffen poststukken is de huisvuilzak tot [appellant] te herleiden. Dit betekent dat het college mag aannemen dat hij de overtreder is, tenzij hij aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden. Aangezien [appellant] geen argumenten heeft aangevoerd om aannemelijk te maken dat hij niet degene is geweest die de huisvuilzak in strijd met de Afvalstoffenverordening voor de gemeente Rijswijk 2011 naast de ORAC heeft gezet, heeft het college hem terecht als overtreder aangemerkt.
Het betoog faalt.
3.    Het beroep is ongegrond.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2021
687.