ECLI:NL:RVS:2021:2717
Raad van State
- Hoger beroep
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot niet-ontvankelijk verklaring aanvraag verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 december 2020 niet-ontvankelijk was verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 21 oktober 2021 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand hield. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de omstandigheden van de zaak, het noodzakelijk is om een voorlopige voorziening te treffen. De vreemdeling heeft verzocht om niet te worden uitgezet en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 748,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 december 2021.