ECLI:NL:RVS:2021:2727

Raad van State

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
202107440/1/V3 en 202107440/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en onbevoegdheid in hoger beroep inzake asielaanvraag

Op 6 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening en op het hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kind een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 13 juli 2021 niet in behandeling genomen. De rechtbank had eerder, op 6 augustus 2021, het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en op 15 november 2021 het verzet daartegen eveneens ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J. Janse, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overweegt dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het verzet van de vreemdeling, en dat tegen zo'n uitspraak geen hoger beroep kan worden ingesteld. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces heeft plaatsgevonden, wat in dit geval niet aan de orde is. Daarom verklaart de Afdeling zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 december 2021.

Uitspraak

202107440/1/V3 en 202107440/2/V3.
Datum uitspraak: 6 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kind,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 november 2021 in zaak nr. NL21.11372V in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 6 augustus 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 november 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling gedane verzet ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J. Janse, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De rechtbank heeft uitspraak gedaan op het verzet van de vreemdeling (artikel 8:55, zevende lid, van de Awb). Tegen zo'n uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 8:104, tweede lid, van de Awb).
2.       Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
3.       De Afdeling is onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Annen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2021
765