ECLI:NL:RVS:2021:2805
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- H.G. Sevenster
- C.C.W. Lange
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 29 april 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 27 januari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen beroep aangetekend. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de vreemdeling in het ongelijk gesteld, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.
Tijdens de zitting op 17 augustus 2021 zijn zowel de vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.M. De Houwer-van Wijk, als de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A. Hadfy-Kovacs en mr. F.H.E. Houben, verschenen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak vervolgens beoordeeld. In de overwegingen van de uitspraak werd ingegaan op de detentieomstandigheden van Dublinclaimanten in Malta, wat relevant was voor de beoordeling van de grieven van de vreemdeling. De Afdeling heeft geoordeeld dat de grieven slagen en dat het hoger beroep gegrond is.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard. Het besluit van de staatssecretaris van 27 januari 2021 is vernietigd, en de staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.992,00 zijn vastgesteld. Deze uitspraak is gedaan op 15 december 2021 en is openbaar uitgesproken.