ECLI:NL:RVS:2021:2805

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
202102959/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 29 april 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 27 januari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen beroep aangetekend. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de vreemdeling in het ongelijk gesteld, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 17 augustus 2021 zijn zowel de vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.M. De Houwer-van Wijk, als de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A. Hadfy-Kovacs en mr. F.H.E. Houben, verschenen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak vervolgens beoordeeld. In de overwegingen van de uitspraak werd ingegaan op de detentieomstandigheden van Dublinclaimanten in Malta, wat relevant was voor de beoordeling van de grieven van de vreemdeling. De Afdeling heeft geoordeeld dat de grieven slagen en dat het hoger beroep gegrond is.

De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard. Het besluit van de staatssecretaris van 27 januari 2021 is vernietigd, en de staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.992,00 zijn vastgesteld. Deze uitspraak is gedaan op 15 december 2021 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

202102959/1/V3.
Datum uitspraak: 15 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 29 april 2021 in zaak nr. NL21.1313 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 29 april 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2021, waar de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N.M. De Houwer-van Wijk, advocaat te Geleen, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A. Hadfy-Kovacs en mr. F.H.E. Houben, zijn verschenen. Voorts is ter zitting M. Sanders, werkzaam bij VluchtelingenWerk Nederland, gehoord.
Overwegingen
1.       De in de grieven opgeworpen rechtsvraag over de detentie van Dublinclaimanten in Malta en hun detentieomstandigheden, opvangvoorzieningen en mogelijkheden voor toegang tot een effectief rechtsmiddel, heeft de Afdeling bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2021:2791, beantwoord. De overwegingen in die uitspraak zijn ook hier van toepassing. Hieruit vloeit voort dat de grieven slagen.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 27 januari 2021 wordt vernietigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 29 april 2021 in zaak nr. NL21.1313;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 27 januari 2021, V-nummer […];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.992,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. H.G. Sevenster en mr. C.C.W. Lange, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Steendijk
voorzitter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2021
347-922