ECLI:NL:RVS:2021:2858
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 1 september 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 13 oktober 2020 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In de tussentijd heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt tegen zijn feitelijke uitzetting en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek is ter behandeling doorgezonden naar de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is ingediend hangende het hoger beroep. De voorzieningenrechter is bevoegd om dit verzoek te behandelen. Het verzoek was gericht op het voorkomen van de uitzetting van de vreemdeling naar Polen op 27 oktober 2021. Echter, de staatssecretaris heeft de vreemdeling laten weten dat de uitzetting is geannuleerd, waardoor er geen belang meer is bij de beoordeling van het verzoek.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Vonk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 december 2021.