ECLI:NL:RVS:2021:2874
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende uitstel van vertrek
Op 21 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om uitstel van vertrek had afgewezen. De vreemdeling had op 23 januari 2021 een verzoek ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), maar dit verzoek werd door de staatssecretaris afgewezen. Hierop volgde een bezwaarprocedure, waarbij de staatssecretaris op 21 april 2021 het bezwaar ongegrond verklaarde. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, oordeelde op 9 november 2021 dat het beroep van de vreemdeling gegrond was en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, waarbij de staatssecretaris werd opgedragen om de vreemdeling uitstel van vertrek te verlenen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken van de staatssecretaris beoordeeld en geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Gezien de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.