ECLI:NL:RVS:2021:2876
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 21 december 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 22 juni 2021 aanvragen van twee vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 28 juli 2021 de beroepen van de vreemdelingen gegrond verklaard, de besluiten van de staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen binnen tien weken nieuwe besluiten te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de rechtsvraag over de detentieomstandigheden van Dublinclaimanten in Malta, die eerder was behandeld in een andere uitspraak. De Raad bevestigde dat de grieven van de staatssecretaris falen en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de besluiten van 22 juni 2021 ondeugdelijk waren gemotiveerd. De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in verband met de behandeling van het hoger beroep waren gemaakt. De totale kosten werden vastgesteld op € 748,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.