ECLI:NL:RVS:2021:288
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- J.Th. Drop
- A. Kuijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de niet-in behandeling name van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 24 juli 2020. De staatssecretaris had op 30 april 2020 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. Dit besluit werd op 22 juni 2020 ingetrokken. De vreemdeling trok zijn beroep tegen het besluit van 30 april 2020 in en verzocht de rechtbank om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, waarop de staatssecretaris hoger beroep instelde.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep ontvankelijk is. De staatssecretaris heeft het hogerberoepschrift ingediend door een persoon die uit hoofde van zijn functie gemachtigd was om rechtsmiddelen aan te wenden. De Raad van State oordeelt dat de intrekking van het besluit van 30 april 2020 niet kan worden gezien als een tegemoetkoming aan de vreemdeling, maar als een gevolg van het verstrijken van de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat er sprake was van een tegemoetkoming, en daarom is het verzoek om proceskostenveroordeling onterecht toegewezen.
De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek van de vreemdeling af. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 11 februari 2021.