ECLI:NL:RVS:2021:3041

Raad van State

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
202101991/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 maart 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had eerder een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen bij besluit van 23 maart 2018. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank Den Haag op 15 maart 2021, waarin de rechtbank de besluiten van de staatssecretaris vernietigde en de staatssecretaris opdroeg de vreemdeling een verblijfsvergunning te verlenen met terugwerkende kracht tot 30 juni 2017.

De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Dit heeft geleid tot de beslissing om de voorlopige voorziening te treffen, waarbij de staatssecretaris niet verplicht is om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep.

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 maart 2021, en is vastgesteld door mr. J.J. van Eck, met mr. J.A. Verweij als griffier.

Uitspraak

202101991/2/V3.
Datum uitspraak: 30 maart 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 15 maart 2021 in zaken nrs. NL18.7421 en Awb 19/4175 en haar verwijzingsuitspraak van 12 juni 2019 in zaak nr. NL18.7421 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 23 maart 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 18 juni 2018 heeft de staatssecretaris geweigerd de vreemdeling krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen.
Bij verwijzingsuitspraak van 12 juni 2019 heeft de rechtbank het Hof van Justitie verzocht bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de in die uitspraak gestelde vragen en de behandeling van het door de vreemdeling tegen het besluit ingestelde beroep geschorst.
Bij arrest van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:9, heeft het Hof de in de verwijzingsuitspraak gestelde vragen beantwoord.
Bij uitspraak van 15 maart 2021 heeft de rechtbank de door de vreemdeling tegen de besluiten van 23 maart 2018 en 18 juni 2018 ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd, de staatssecretaris opgedragen de vreemdeling in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning met ingang van 30 juni 2017 en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten.
Tegen deze uitspraken heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
w.g. Van Eck
voorzieningenrechter
w.g. Verweij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2021
347-906