ECLI:NL:RVS:2021:3041
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 maart 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had eerder een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen bij besluit van 23 maart 2018. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank Den Haag op 15 maart 2021, waarin de rechtbank de besluiten van de staatssecretaris vernietigde en de staatssecretaris opdroeg de vreemdeling een verblijfsvergunning te verlenen met terugwerkende kracht tot 30 juni 2017.
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Dit heeft geleid tot de beslissing om de voorlopige voorziening te treffen, waarbij de staatssecretaris niet verplicht is om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 maart 2021, en is vastgesteld door mr. J.J. van Eck, met mr. J.A. Verweij als griffier.