ECLI:NL:RVS:2022:528
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling inzake verblijfsvergunning asiel
Op 18 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van een vreemdeling om een voorlopige voorziening te treffen. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 23 maart 2018 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Tevens was de vreemdeling opgedragen Nederland te verlaten. In een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag op 15 maart 2021 werd het besluit van de staatssecretaris vernietigd en werd de staatssecretaris opgedragen de vreemdeling een verblijfsvergunning te verlenen. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarop de vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter overwoog dat de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft, omdat de rechtbank het eerdere besluit van de staatssecretaris had vernietigd. Dit betekent dat de vreemdeling in afwachting is van een beslissing op zijn asielaanvraag. De voorzieningenrechter wees het verzoek van de vreemdeling af, omdat hij al rechtmatig verblijf heeft en de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van rechtsbescherming voor vreemdelingen in asielprocedures en de rol van voorlopige voorzieningen in het bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en vreemdelingenrecht, en is van belang voor de rechtspositie van vreemdelingen die in Nederland asiel aanvragen. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de vreemdeling afgewogen tegen de belangen van de staatssecretaris en heeft besloten dat het verzoek om voorlopige voorziening niet toewijsbaar is.