ECLI:NL:RVS:2021:337

Raad van State

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
202100625/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdeling en haar minderjarige kind tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 18 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 26 januari 2021 de besluiten van de staatssecretaris om de aanvragen van een vreemdeling en haar minderjarige kind voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, had vernietigd. De rechtbank had bepaald dat de staatssecretaris nieuwe besluiten moest nemen met inachtneming van de overwegingen in haar uitspraak.

De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank in stand zou blijven, en besloot daarom een voorlopige voorziening te treffen. Dit hield in dat de staatssecretaris geen nieuw besluit op de aanvraag hoefde te nemen totdat er een beslissing was genomen over het hoger beroep.

De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Wissels, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2021.

Uitspraak

202100625/3/V3.
Datum uitspraak: 18 februari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 januari 2021 in zaken nrs. NL20.22195 en NL20.22197 in het geding tussen:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kind,
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluiten van 23 december 2020 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdeling om haar en haar minderjarige kind een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen opnieuw niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 26 januari 2021 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdeling ingestelde beroepen gegrond verklaard, de besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris nieuwe besluiten op de aanvragen neemt met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 29 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:192, heeft de voorzieningenrechter, vooruitlopend op de behandeling van het verzoek, een ordemaatregel getroffen.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J-A. Nijland, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Van Laar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2021
373-945.