ECLI:NL:RVS:2021:338
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding
Op 18 februari 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 23 december 2020 in bewaring genomen, en had tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 11 januari 2021, beroep ingesteld. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.M. Walls, heeft hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft in haar overwegingen de rechtsvraag over het toekennen van een proceskostenvergoeding behandeld. De eerste grief van de vreemdeling slaagde, omdat de Afdeling eerder had geoordeeld dat er recht op proceskostenvergoeding bestaat bij een gebrek in de staandehouding en ophouding voorafgaand aan de bewaring. De overige grieven van de vreemdeling leidden echter niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.
Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet had veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris werd veroordeeld tot betaling van € 1.602,00 aan proceskosten, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd voor het overige bevestigd.