ECLI:NL:RVS:2021:338

Raad van State

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
202100173/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding

Op 18 februari 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 23 december 2020 in bewaring genomen, en had tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 11 januari 2021, beroep ingesteld. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.M. Walls, heeft hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft in haar overwegingen de rechtsvraag over het toekennen van een proceskostenvergoeding behandeld. De eerste grief van de vreemdeling slaagde, omdat de Afdeling eerder had geoordeeld dat er recht op proceskostenvergoeding bestaat bij een gebrek in de staandehouding en ophouding voorafgaand aan de bewaring. De overige grieven van de vreemdeling leidden echter niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet had veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris werd veroordeeld tot betaling van € 1.602,00 aan proceskosten, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd voor het overige bevestigd.

Uitspraak

202100173/1/V3.
Datum uitspraak: 18 februari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 11 januari 2021 in zaak nr. NL20.21973 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 23 december 2020 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 11 januari 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.M. Walls, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De in de eerste grief opgeworpen rechtsvraag over het toekennen van een proceskostenvergoeding bij een gebrek in de direct aan de bewaring voorafgaande staandehouding en ophouding heeft de Afdeling bij uitspraak van 3 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1498, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraak, die hier van overeenkomstige toepassing zijn, vloeit voort dat de eerste grief in zoverre slaagt.
2.    Wat de vreemdeling verder in de grieven 1 tot en met 3 heeft aangevoerd, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover de rechtbank de staatssecretaris niet heeft veroordeeld tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten. De uitspraak wordt voor het overige bevestigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 11 januari 2021 in zaak nr. NL20.21973, voor zover de rechtbank de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet heeft veroordeeld tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten;
III.    bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
IV.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.602,00 (zegge: zestienhonderdtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Van Laar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2021
722.