ECLI:NL:RVS:2021:348
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met betrekking tot inreisverbod en vertrek uit de Europese Unie
Op 19 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 januari 2021 opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten, kreeg een inreisverbod opgelegd en werd in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank Den Haag had op 15 januari 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hiertegen heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het belang van de vreemdeling bij opheffing van de maatregel van bewaring zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris bij het voortduren van de maatregel. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten de maatregel van bewaring met ingang van de uitspraak op te heffen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening. Het totale bedrag van de proceskosten is vastgesteld op € 534,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.