Uitspraak
Datum uitspraak: 3 maart 2021
BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad van State
In juli 2018 heeft appellant via de website van de gemeente Rotterdam een melding gedaan over een afzuiginstallatie op het dak van zijn appartement, dat ten behoeve van een restaurant is geplaatst. Appellant heeft foto’s bij deze melding gevoegd en op 10 september 2018 het college in gebreke gesteld, omdat hij geen reactie had ontvangen. De rechtbank Rotterdam oordeelde op 22 juli 2019 dat de melding niet als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt, waardoor het college niet in gebreke was. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 maart 2021 geoordeeld dat de melding van appellant wel degelijk als een handhavingsverzoek moet worden beschouwd. De Afdeling concludeerde dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam niet tijdig een besluit heeft genomen op het handhavingsverzoek van appellant, wat resulteert in een verbeurde dwangsom. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,00. Daarnaast is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die op € 1.602,00 zijn vastgesteld, en het griffierecht van € 429,00 moet worden vergoed.
De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van appellant tegen het niet tijdig nemen van een besluit is gegrond verklaard. De Afdeling heeft vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij onbevoegd was om kennis te nemen van het beroep van appellant. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor belanghebbenden om handhavingsverzoeken in te dienen.