ECLI:NL:RVS:2021:474
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met inreisverbod en verzoek om opvang
Op 5 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling wiens asielvergunning was ingetrokken. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 12 december 2019 besloten om de aan de vreemdeling verleende vergunning asiel voor bepaalde tijd in te trekken, hem te verplichten Nederland onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uit te vaardigen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 26 oktober 2020 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist en dat hij recht had op opvang en verstrekkingen. De voorzieningenrechter heeft, na beoordeling van de ingediende stukken, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met het verzoek om voorlopige voorziening, tot een bedrag van € 534,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 maart 2021, en de voorzieningenrechter in deze zaak was mr. J.Th. Drop, met mr. M.E.E. Wolff als griffier. Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen in asielprocedures, vooral in situaties waarin onmiddellijke uitzetting dreigt.