ECLI:NL:RVS:2021:74

Raad van State

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
202006703/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdeling tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 15 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een voorlopige voorziening heeft verzocht. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 13 januari 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 13 februari 2020 een tussenuitspraak deed en de staatssecretaris de gelegenheid gaf om een gebrek in het besluit te herstellen. Na een nadere motivatie van de staatssecretaris op 19 maart 2020, heeft de rechtbank op 9 december 2020 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met de bepaling dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven.

Tegen deze uitspraken heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet totdat op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 534,00, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 januari 2021.

Uitspraak

202006703/2/V2.
Datum uitspraak: 15 januari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 13 februari 2020 en haar einduitspraak van 9 december 2020 in zaak nr. NL20.1332-E in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 januari 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij tussenuitspraak van 13 februari 2020 heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een in de uitspraak geconstateerd gebrek in het besluit van 13 januari 2020 te herstellen.
Bij brief van 19 maart 2020 heeft de staatssecretaris het besluit van 13 januari 2020 nader gemotiveerd.
Bij uitspraak van 9 december 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraken heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt uitgezet totdat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet totdat op het door haar ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 534,00 (zegge: vijfhonderdvierendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2021
238.