ECLI:NL:RVS:2021:803
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en opvang van vreemdelingen
Op 15 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vreemdelingen die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvragen op 2 februari 2021 afgewezen. De vreemdelingen, die ook voor hun minderjarige kinderen procedeerden, hebben tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank verklaarde de beroepen op 24 maart 2021 ongegrond, waarna de vreemdelingen hoger beroep instelden en verzochten om een voorlopige voorziening.
De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en dat zij opvang en verstrekkingen zouden ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met hun verzoek, tot een bedrag van € 534,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, die als voorzieningenrechter optrad, en is openbaar uitgesproken op 15 april 2021. De griffier, mr. J.A. Verweij, was aanwezig bij de uitspraak, maar de voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.