ECLI:NL:RVS:2022:1003

Raad van State

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
202100603/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voorrangsverklaring woningzoekende op medische gronden

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een voorrangsverklaring als woningzoekende door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De aanvraag werd afgewezen op basis van het oordeel van een GGD-arts, die in een Sociaal Medisch Advies (SMA) concludeerde dat de medische situatie van [appellant] ernstig was, maar niet levensbedreigend of volledig ontwrichtend. [appellant] woont op de tweede verdieping van een woning zonder lift en heeft rug- en knieklachten, waardoor zij moeite heeft met traplopen. Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat er geen sprake was van de urgentiegrond zoals beschreven in de Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019.

De rechtbank Den Haag had eerder de beslissing van het college bevestigd, en [appellant] ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 14 februari 2022 werd [appellant] vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. D. Bak. De Afdeling oordeelde dat het college op het advies van de GGD-arts mocht afgaan, aangezien er geen concrete twijfels waren over de zorgvuldigheid van het SMA. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de situatie van [appellant] niet zo uitzonderlijk was dat toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd was. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De beslissing houdt in dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden en dat de afwijzing van de aanvraag voor een voorrangsverklaring blijft staan. De uitspraak benadrukt het belang van de medische urgentiegrond en de rol van deskundigen in het besluitvormingsproces.

Uitspraak

202100603/1/A3.
Datum uitspraak: 6 april 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Den Haag,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 december 2020 in zaak nr. 20/5408 in het geding tussen:
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2019 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een voorrangsverklaring als woningzoekende afgewezen.
Bij besluit van 13 augustus 2020 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 december 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2022, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. D. Bak, advocaat te Den Haag, en het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door A.C. Visser, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] woont bij haar meerderjarige zoon in een driekamerwoning, gelegen op de tweede verdieping. De woning is bereikbaar via een trap, zonder lift. Zij heeft de voorrangsverklaring aangevraagd omdat zij wegens rug- en knieklachten niet goed kan traplopen. Het college heeft een GGD-arts om advies verzocht. Deze heeft een Sociaal Medisch Advies (hierna: SMA) opgesteld. Daaruit volgt dat [appellant] langdurige rug- en knieklachten heeft, waarvoor zij is behandeld en behandeld kan worden, en pijnstillers gebruikt. Volgens de GGD-arts gaat het om medische beperkingen voor lang staan, lopen en traplopen. Traplopen gaat redelijk, in een rustig tempo. Ook heeft de GGD-arts psychische en psychosociale klachten vastgesteld waarvoor [appellant] wordt behandeld. De GGD-arts vindt de woonsituatie op medische gronden ernstig maar niet levensbedreigend of volledig ontwrichtend en geeft als bereikbaarheidsadvies: maximaal 1e etage.
Bestreden besluit
2.       Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat geen sprake is van de urgentiegrond, dat de bestaande woonsituatie op medische en/of sociale gronden levensbedreigend of volledig ontwrichtend is. Het in het SMA vermelde bereikbaarheidsadvies heeft het college buiten beschouwing gelaten omdat dat slechts een rol speelt bij het vaststellen van het zoekprofiel als een voorrangsverklaring is afgegeven. Het college acht de situatie van [appellant] ten opzichte van die van andere woningzoekenden in de regio Haaglanden, die in een problematische situatie verkeren niet zo uitzonderlijk, dat op grond van de hardheidsclausule alsnog een voorrangsverklaring moet worden verleend.
Aangevallen uitspraak
3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het college bij zijn besluit van het SMA heeft mogen uitgaan, dat door een GGD-arts als medisch deskundige is opgesteld. Het onderzoek is voldoende zorgvuldig geweest. De GGD-arts heeft inzichtelijk gemaakt hoe deze tot zijn oordeel is gekomen dat, hoewel hij onderkent dat van een ernstige situatie sprake is, geen sprake is van een levensbedreigende of volledig ontwrichtende woonsituatie. Dat in het SMA tevens een bereikbaarheidsadvies is gegeven, maakt niet dat [appellant] zich in een volledig ontwrichtende situatie bevindt en voor een voorrangsverklaring in aanmerking moet komen. Het college heeft in dit verband terecht gesteld dat het bereikbaarheidsadvies pas een rol speelt bij het vaststellen van het zoekprofiel als een voorrangsverklaring is afgegeven. Het college heeft volgens de rechtbank ook in redelijkheid de hardheidsclausule niet hoeven toepassen.
Hogerberoepsgronden
4.       [appellant] betoogt dat sprake is van een levensbedreigende of volledig ontwrichtende woonsituatie. Dat vindt ook de GGD-arts die zegt dat sprake is van een ernstige situatie en dat zij maximaal op de eerste etage van een pand kan wonen. Zij heeft chronische, medische klachten aan knieën en rug, waardoor zij haar woning op de tweede verdieping via een trap met 35 treden slechts met veel pijn en moeite kan bereiken. Zij kan niet zelfstandig functioneren als zij steeds hulp nodig heeft om haar woning in of uit te komen. Bij een woningbrand kan zij de woning niet snel genoeg verlaten. Bovendien wordt haar herstel ongunstig beïnvloed doordat zij zoveel moet traplopen. Zij is aan huis gekluisterd en ervaart veel stress. Zij betwist dat het college de hardheidsclausule niet hoefde toe te passen.
Beoordeling
4.1.    Artikel 29, tweede lid, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019 (hierna: de medische urgentiegrond) luidt:
"[…] Een voorrangsverklaring […] wordt verleend […] b. indien een woonsituatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders door sociale en/of medische omstandigheden zodanig is verstoord dat levensgevaar voor één of meer leden van het huishouden dreigt dan wel dat één of meer leden van het huishouden zodanig geestelijk, emotioneel en/of lichamelijk belast is, dat volledige ontwrichting uit het geheel waar betrokkene deel van uitmaakt, optreedt en zelf niet in staat is dit op te lossen; […]."
Artikel 46 luidt:
"Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening."
4.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 16 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2987), mag een bestuursorgaan op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
4.3.    Het college heeft de aanvraag voor medisch advies voorgelegd aan een GGD-arts. [appellant] heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het SMA, de begrijpelijkheid van de daarin gevolgde redenering of het aansluiten bij de conclusies daarvan. Er zijn geen medische gegevens waaruit volgt dat zij niet zonder hulp de woning uit kan. Er is geen aanleiding om niet van de juistheid van de bevindingen en het oordeel van de GGD-arts in het SMA uit te gaan, dat de woonsituatie ernstig, maar niet levensbedreigend of volledig ontwrichtend is. Voor zover [appellant] stelt dat zij gelet op het bereikbaarheidsadvies voor een voorrangsverklaring in aanmerking komt, volgt de Afdeling haar niet. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat een bereikbaarheidsadvies pas een rol speelt als een voorrangsverklaring is afgegeven. Het college heeft de aanvraag om een voorrangsverklaring mogen afwijzen op de grond dat niet is voldaan aan de medische urgentiegrond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder b, van de verordening.
4.4.    De rechtbank heeft ook terecht geoordeeld dat het college in redelijkheid de hardheidsclausule niet heeft hoeven toepassen. In het besluit van 13 augustus 2020 is vermeld dat slechts in uitzonderlijke situaties op grond van de hardheidsclausule een voorrangsverklaring wordt verleend omdat in de regio Haaglanden vele woningzoekenden zijn. Dit terughoudend gebruik van de hardheidsclausule is niet onredelijk. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat de situatie van [appellant] niet zo uitzonderlijk is, dat aan haar op grond van de hardheidsclausule een voorrangsverklaring had moeten worden verleend.
4.5.    Het betoog slaagt niet.
Slotsom
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Neuwahl
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2022
280-983