ECLI:NL:RVS:2022:1027

Raad van State

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
202100411/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf

Op 6 augustus 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 6 februari 2020 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, op 24 december 2020 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H. van der Linden, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 april 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, omdat het geen nieuwe vragen bevatte die relevant zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Afdeling heeft geoordeeld dat de vreemdeling, ongeacht haar argumenten over haar identiteit, niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een gezinsband met de referent bestaat, volgens het geldende beoordelingskader. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J. Verbeek, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 april 2022.

Uitspraak

202100411/1/V1.
Datum uitspraak: 7 april 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 24 december 2020 in zaak nr. 20/1812 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 6 augustus 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 6 februari 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 december 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H. van der Linden, advocaat te Almelo, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:245, onder 2 tot en met 2.3 en 3 tot en met 3.3, over het beoordelingskader voor het vaststellen van identiteit en gezinsband in nareiszaken en de beschikbaarheid van Eritrese documenten). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen. Ongeacht wat de vreemdeling over haar identiteit heeft aangevoerd, heeft zij namelijk ook volgens het nieuwe beoordelingskader de gezinsband met referent niet aannemelijk gemaakt.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2022
716-886