ECLI:NL:RVS:2022:1032

Raad van State

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
202200173/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdeling met minderjarige kinderen

Op 5 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling, mede namens haar minderjarige kinderen, een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 december 2021 niet in behandeling was genomen. De rechtbank Den Haag had op 4 januari 2022 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep heeft ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zou worden overgedragen totdat op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de vreemdeling niet mag worden overgedragen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 759,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 april 2022, en de voorzieningenrechter, mr. J.Th. Drop, heeft de beslissing vastgesteld in tegenwoordigheid van de griffier, mr. W.M.P. van Gemert.

Uitspraak

202200173/3/V3.
Datum uitspraak: 5 april 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 4 januari 2022 in zaak nr. NL21.19531 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 4 januari 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt overgedragen, totdat op het door haar ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M.P. van Gemert, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Van Gemert
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2022
906